ECLI:NL:RBDHA:2023:18973
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag reguliere verblijfsvergunning voor gezinshereniging met minderjarige zoon
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres, een Nigeriaanse vrouw, tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een reguliere verblijfsvergunning met als verblijfsdoel gezinshereniging met haar minderjarige zoon, geboren in Nederland. De aanvraag werd op 8 februari 2022 ingediend, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze afgewezen met het argument dat eiseres niet over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) beschikt en dat de uitzetting van eiseres niet in strijd is met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank heeft op 19 april 2023 de zaak behandeld, waarbij eiseres, haar zoon, en de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende gemotiveerd heeft waarom de belangen van de vader van de minderjarige niet in de belangenafweging zijn meegenomen. Eiseres heeft aangevoerd dat de vader van haar zoon, die in Nederland verblijft, regelmatig contact heeft met zijn zoon en financieel bijdraagt aan zijn verzorging. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet voldoende heeft aangetoond dat er geen belemmeringen zijn voor het gezinsleven in Nigeria en dat de belangen van de minderjarige niet adequaat zijn gewogen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om binnen tien weken een nieuw besluit te nemen.
Daarnaast veroordeelt de rechtbank de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.674,-. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging in zaken die betrekking hebben op gezinsleven en de rechten van minderjarigen.