ECLI:NL:RBDHA:2023:18973

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 mei 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
23/1795
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag reguliere verblijfsvergunning voor gezinshereniging met minderjarige zoon

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres, een Nigeriaanse vrouw, tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een reguliere verblijfsvergunning met als verblijfsdoel gezinshereniging met haar minderjarige zoon, geboren in Nederland. De aanvraag werd op 8 februari 2022 ingediend, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze afgewezen met het argument dat eiseres niet over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) beschikt en dat de uitzetting van eiseres niet in strijd is met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank heeft op 19 april 2023 de zaak behandeld, waarbij eiseres, haar zoon, en de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende gemotiveerd heeft waarom de belangen van de vader van de minderjarige niet in de belangenafweging zijn meegenomen. Eiseres heeft aangevoerd dat de vader van haar zoon, die in Nederland verblijft, regelmatig contact heeft met zijn zoon en financieel bijdraagt aan zijn verzorging. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet voldoende heeft aangetoond dat er geen belemmeringen zijn voor het gezinsleven in Nigeria en dat de belangen van de minderjarige niet adequaat zijn gewogen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om binnen tien weken een nieuw besluit te nemen.

Daarnaast veroordeelt de rechtbank de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.674,-. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging in zaken die betrekking hebben op gezinsleven en de rechten van minderjarigen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/1795

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] ,, eiseres

V-nummer: [nummer] .,
van Nigeriaanse nationaliteit,
(gemachtigde: mr. J.M. Bell),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. J.A. Rossingh).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag van 8 februari 2022 om verlening van een reguliere verblijfsvergunning met als verblijfsdoel familie en gezin bij haar zoon [naam 2] (hierna: [naam 3] .
1.1.
De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 22 maart 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 16 februari 2023 op het bezwaar van eiser is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 19 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, Owen, de gemachtigde van eiseres, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.
Totstandkoming van het besluit
2. Eiseres heeft 8 februari 2022 een aanvraag gedaan voor een verblijfsvergunning regulier met als verblijfsdoel familie en gezin. Zij wil verblijf bij haar zoon [naam 2] , geboren op [geboortedatum] in Nederland. Aan [naam 2] is op 18 januari 2022 het voornemen gestuurd om aan hem een verblijfsvergunning te verlenen voor verblijf bij zijn vader, [naam 1] , geboren op [geboortedatum] , van 15 december 2021 tot 15 december 2026. De vader van Owen heeft ook de Nigeriaanse nationaliteit en heeft een verblijfsvergunning EU1-langdurig ingezetene. Eiseres heeft geen relatie meer met de vader van [naam 2] .
2.1.
De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen. Eiseres beschikt niet over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en de staatssecretaris concludeert dat eiseres niet voor vrijstelling van het mvv-vereiste in aanmerking komt. De uitzetting zou volgens de staatssecretaris geen strijd met artikel 8 EVRM opleveren. Daartoe is overwogen dat eiseres weliswaar familieleven heeft met haar zoon, maar dat de belangenafweging in het nadeel van eiseres uitvalt.
Beoordeling door de rechtbank
3. De rechtbank moet de vraag beantwoorden of de staatssecretaris de aanvraag van eiseres om een verblijfsvergunning regulier heeft kunnen afwijzen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiseres niet beschikt over een geldige mvv. Ook is niet in geschil dat tussen eiseres en haar zoon sprake is van familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM.
heeft de staatssecretaris voldoende gemotiveerd dat de uitzetting van eiseres niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM en dat geen aanleiding bestaat om haar om die reden vrij te stellen van het mvv-vereiste?
5. De rechtbank is van oordeel dat eiseres terecht heeft aangevoerd dat verweerder zich onvoldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat de vader van [naam 1] feitelijk geen aanvulling zou geven aan de omgangsregeling met [naam 1] en dat geen sprake zou zijn van objectieve belemmeringen om het gezinsleven in Nigeria uit te oefenen. Eiseres is de primaire verzorgster van [naam 1] . Tijdens de hoorzitting heeft eiseres verklaard dat de vader van [naam 1] hem om de twee weken bezoekt en dat ze dagelijks telefonisch contact met elkaar hebben. De staatssecretaris heeft ondeugdelijk gemotiveerd waarom dit in het nadeel van eiseres in de belangenafweging is betrokken en uitgevallen. De vader van [naam 1] heeft hem erkend. De vader van [naam 1] ondersteunt eiseres financieel. Weliswaar moet de staatssecretaris nagegeven worden dat uit de overgelegde bankafschriften niet is af te leiden of eiseres de vader al dan niet heeft terugbetaald, maar er zijn wel bedragen door de vader aan eiseres overgemaakt in de periode van november 2022 en januari 2023. Daar komt bij dat eiseres tijdens de hoorzitting heeft verklaard dat de vader wekelijks geld aan haar overmaakt2 en soms meer als de zoon medische problemen heeft. De staatssecretaris heeft deze verklaring ten onrechte niet kenbaar in zijn belangenafweging betrokken.
5.1.
Ten aanzien van het standpunt van de staatssecretaris dat het familieleven tussen Owen, zijn vader en eiseres in Nigeria kan worden uitgeoefend, oordeelt de rechtbank dat [naam 1] een verblijfsvergunning heeft voor verblijf bij zijn vader in Nederland en dat het erop lijkt dat de vader sterke banden heeft met Nederland. De vader van Owen heeft immers een baan, namelijk een kapperszaak in Den Haag, een verblijfsvergunning als langdurige ingezetene en zijn andere drie (minderjarige) kinderen uit een andere relatie verblijven in Nederland. Gelet hierop kan niet van de vader van [naam 2] verwacht worden dat hij met [naam 2] en eiseres in Nigeria gaat wonen. De staatssecretaris heeft hieromtrent onvoldoende deugdelijk gemotiveerd dat niet gebleken zou zijn of er überhaupt sprake is van familieleven tussen de vader en zijn andere drie (minderjarige) kinderen en of hij nog contact met ze onderhoudt, omdat hij niet was verschenen tijdens de hoorzitting. Het had in de rede gelegen om, zoals eiseres terecht stelt, de vader ook te horen, nu in het besluit ook nader is ingegaan op zijn belangen waaraan, zoals eiseres terecht stelt, een grote rol is toebedeeld. De vader had tijdens een hoorzitting bijvoorbeeld een nadere toelichting kunnen geven over zijn belangen, namelijk zijn andere kinderen, over zijn werk en zijn contact en omgang met [naam 1] .
5.1.1.
Verder acht de rechtbank bij het voorgaande van belang dat in het ouderschapsplan is vastgelegd dat de ouders van [naam 2] met elkaar, bij een verhuizing buiten een straal van 20 kilometer van hun huidige woonplaats, in overleg moeten treden en dat zij dit enkel kunnen doen na goedkeuring van de andere ouder3. Gelet hierop is het nog maar de vraag of eiseres [naam 2] mee kan nemen bij terugkeer naar Nigeria met name nu in beroep door eiseres is gesteld dat de ouders het gezamenlijk gezag over [naam 2] hebben en de vader al heeft aangegeven geen toestemming te zullen verlenen voor vertrek van Owen uit Nederland. De staatssecretaris is ook daarop in het kader van de belangenafweging niet nader gemotiveerd ingegaan. Weliswaar heeft de staatssecretaris gesteld dat de omgang tussen [naam 2] en zijn vader kan worden voortgezet door middel van moderne communicatiemiddelen en door bezoeken. Dat kan echter, in het licht van het arrest van het EHRM4 van 16 april 20135 niet worden aangemerkt als een deugdelijke motivering van het standpunt van de staatssecretaris dat geen sprake is van een belemmering om het gezinsleven voort te zetten in Nigeria. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling van 23 november 20136. De staatssecretaris heeft zich, naar het oordeel van de rechtbank, onvoldoende rekenschap gegeven van [naam 2] ’s belangen en met name zijn belang om in aanwezigheid van beide ouders op te kunnen groeien7.
5.2.
Concluderend oordeelt de rechtbank, gelet op het voorgaande, dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd dat de uitzetting van eiseres niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM en dat er geen aanleiding bestaat om haar om die reden vrij te stellen van het mvv-vereiste.
Conclusie en gevolgen
6. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb. De overige beroepsgronden behoeven daarom geen bespreking meer. De staatssecretaris dient een nieuw besluit te nemen binnen tien weken.
7. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
-verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond;
-vernietigt het bestreden besluit;
-draagt de staatssecretaris op om binnen tien weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
-veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Aissa, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Europese Unie
2.Ter zitting is verklaard dat de vader wekelijks 50 euro overmaakt
3.Zie artikel 2.2 (verhuizing) van het ouderschapsplan.
4.Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
5.Zie het arrest van het EHRM van 16 april 2013, Udeh tegen Zwitserland, nr. 12020/09.
7.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 24 augustus 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2815): de bestuursrechter moet toetsen of het bestuursorgaan zich voldoende rekenschap heeft gegeven van de belangen van het kind en aldus bij de uitoefening van zijn bevoegdheden binnen de grenzen van het recht is gebleven.