ECLI:NL:RBDHA:2023:19025

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
NL23.22780
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in asielzaak na intrekking beroep

Op 9 augustus 2023 heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 11 november 2021. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 9 oktober 2023 de asielaanvraag ingewilligd. Na deze beslissing heeft verzoeker het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van proceskosten. De rechtbank heeft de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris in de proceskosten van verzoeker moet worden veroordeeld. De kosten zijn vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris aan verzoeker tegemoet is gekomen door alsnog een beslissing te nemen op de asielaanvraag. Dit maakt het verzoek om proceskostenvergoeding gegrond. De staatssecretaris heeft aangegeven dat hij de proceskosten tot dit bedrag wil vergoeden en heeft een wegingsfactor 'licht' voorgesteld, omdat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft deze redenering gevolgd, verwijzend naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

De rechtbank heeft uiteindelijk de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 418,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Dijk, griffier, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.22780

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. I.M. Zuidhoek),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

Procesverloop

Verzoeker heeft op 9 augustus 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn/haar asielaanvraag van 11 november 2021.
Bij besluit van 9 oktober 2023 heeft de staatssecretaris de asielaanvraag van verzoeker ingewilligd.
Verzoeker heeft vervolgens het beroep ingetrokken en verzocht om een vergoeding van proceskosten.
De rechtbank heeft de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
De staatssecretaris heeft hierop gereageerd.
De rechtbank doet met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris aan verzoeker tegemoet is gekomen door hangende het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit alsnog een beslissing te nemen op de aanvraag van verzoeker van 11 november 2021.
Uit het voorgaande volgt dat het verzoek om vergoeding van de proceskosten kennelijk gegrond is.
De staatssecretaris is bereid de proceskosten te vergoeden tot een bedrag van € 418,50. Hij vindt een wegingsfactor “licht” van toepassing omdat het beroep enkel en alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit en er geen materiële beoordeling van het geschil behoeft plaats te vinden. De staatssecretaris vindt steun voor dit standpunt in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 8 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3640.
De rechtbank volgt de staatssecretaris hierin. Uit vaste en recente rechtspraak van de Afdeling blijkt dat zij in beroepen die alleen zien op het niet tijdig nemen van een besluit gewoonlijk een wegingsfactor “licht” hanteert. [1]
6. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten die verzoeker heeft gemaakt. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift ter waarde van € 837,- en wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Dijk, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 19 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4176, 30 januari 2019,ECLI:NL:RVS:2019:245, en 29 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2195.