ECLI:NL:RVS:2022:3640
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 3 november 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld, waarna de staatssecretaris het besluit heeft ingetrokken. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, heeft op 20 mei 2022 het beroep gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen om binnen zes weken een besluit te nemen op de aanvraag. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 100,00 per dag bij overschrijding van de termijn, met een maximum van € 7.500,00.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. F. Engelbertink, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat het niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde is, is eerder door de Afdeling beantwoord, waardoor er geen aanleiding is om hier anders over te oordelen.
Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in verband met de behandeling van het hoger beroep zijn gemaakt. De zaak is als 'licht' aangemerkt, waardoor een wegingsfactor van 0,5 is toegepast bij de proceskostenvergoeding.