ECLI:NL:RBDHA:2023:19125

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
NL23.32521
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 5 december 2023, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 13 oktober 2023 afgewezen, met het argument dat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 13 november 2023 behandeld, waarbij zowel de eiser als de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen. Eiser betoogde dat Frankrijk zijn internationale verplichtingen niet nakomt en dat er problemen zijn met de opvang van vreemdelingen, wat het interstatelijk vertrouwensbeginsel zou ondermijnen. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat er sprake is van structurele tekortkomingen in de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Frankrijk. De rechtbank verwijst naar het AIDA-rapport en eerdere uitspraken die de positie van Frankrijk ondersteunen.

Eiser voerde ook aan dat hij risico loopt op detentie bij overdracht aan Frankrijk en dat er geen kwalitatieve tolken beschikbaar zijn binnen de asielprocedure. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel nog steeds van toepassing is en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn situatie uitzonderlijk is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser terecht niet in behandeling heeft genomen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.32521

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 december 2023 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. D. van Elp),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. A.A. Wildeboer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 13 oktober 2023 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 13 november 2023, samen met de zaak met zaaknummer NL23.32522, op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Frankrijk een verzoek om terugname gedaan. Omdat Frankrijk niet op tijd op het verzoek gereageerd heeft is op 6 september 2023 een fictief claimakkoord tot stand gekomen. [2]
Mag de staatssecretaris voor Frankrijk uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
5. Eiser betoogt dat Frankrijk zijn internationale verplichtingen niet nakomt en dus niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Uit verschillende berichten en rapporten blijkt dat Frankrijk problemen heeft met de opvang van vreemdelingen en dat daarom niet gegarandeerd is dat eiser opvang krijgt als hij moet terugkeren naar Frankrijk. [3] Dat uit één van die artikelen blijkt dat alleen vreemdelingen afkomstig uit Afghanistan geen opvang zouden krijgen maakt hiervoor niet uit, omdat het interstatelijk vertrouwensbeginsel volgens eiser niet deelbaar is. Verder blijkt uit het meest recente AIDA-rapport [4] dat de steun die aan Dublinclaimanten geboden wordt met name komt vanuit NGO’s en niet vanuit de overheid. Ook blijkt hieruit dat er problemen zijn bij de aanmelding van vreemdelingen en met de toegang tot de opvang. Eiser verwijst specifiek naar pagina 103 van het AIDA-rapport. Eiser weet daarnaast uit eigen ervaring dat hij als Dublinclaimant geen toegang krijgt tot de opvang, nu hij eerder in 2019 al eens is overgedragen aan Frankrijk en hem geen onderdak geboden werd. Hij heeft toen twee jaar op straat geleefd. De problemen met de opvang in Frankrijk zijn nu al langere tijd gaande; daarmee is nu in ieder geval sprake van een structurele tekortkoming. Eiser verwijst ter onderbouwing ook naar een uitspraak van het Verwaltungsgericht Hannover van 25 juli 2023.
Daarnaast loopt eiser risico om bij overdracht in detentie terecht te komen. Eiser heeft in detentie gezeten in Frankrijk, omdat hij een discussie aan ging met de medische dienst. Dit is echter geen reden om iemand vast te zetten en daarom was deze detentie onrechtmatig.
Tot slot voert eiser aan dat Frankrijk geen kwalitatieve tolken binnen de asielprocedure beschikbaar heeft en zich daarmee niet houdt aan de Procedurerichtlijn. Ook dit is volgens eiser een reden waarom niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser kan hierover niet klagen bij de Franse autoriteiten, omdat dit een utopie is. Dit volgt volgens eiser uit de uitspraak M.K. e.a. tegen Frankrijk. [5]
5.1.
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat als uitgangspunt geldt dat voor Frankrijk nog steeds kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. [6] Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit niet meer het geval is. Hier is hij niet in geslaagd. Eiser heeft geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht op grond waarvan zou moeten worden aangenomen dat in Frankrijk sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen van de asielprocedure en opvangvoorzieningen. Uit de laatste update van het AIDA-rapport kan weliswaar worden opgemaakt dat er al langere tijd problemen zijn (geweest) met de opvang in Frankrijk, maar niet is gebleken dat die problemen dermate structureel en ernstig zijn, dat bij overdracht aan Frankrijk op voorhand sprake is van een reëel risico op schending van artikel 4 van het Handvest of artikel 3 van het EVRM. Dit geldt ook voor de omstandigheid dat problemen bestaan met tolken binnen de asielprocedure. De staatssecretaris heeft in dit verband terecht verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 2 augustus 2023 [7] , waarbij het laatste AIDA-rapport is betrokken. De staatssecretaris heeft zich daarnaast terecht op het standpunt gesteld dat de uitspraak van het Verwaltungsgericht Hannover niet blijkt dat Dublinterugkeerders structureel geen opvang krijgen bij overdracht naar Frankrijk, maar gaat over een moeder en een kind in een kwetsbare positie.
De staatssecretaris stelt zich ook terecht op het standpunt dat het op de weg van eiser ligt om te klagen bij de Franse autoriteiten (en daarna zo nodig bij het EHRM) als hij van mening is dat Frankrijk zich niet houdt aan de Procedurerichtlijn. [8] Verder is niet gebleken dat het voor eiser niet mogelijk is om te klagen bij de Franse autoriteiten, nu dit niet is onderbouwd. Eiser heeft zelf ook niet gepoogd te klagen bij de Franse autoriteiten. De verwijzing naar de uitspraak van M.K. e.a. tegen Frankrijk treft geen doel, omdat hieruit ook niet blijkt dat klagen bij de Franse autoriteiten bij voorbaat kansloos zou zijn. Deze uitspraak heeft betrekking op de individuele situatie van de klagers in die procedure.
Had de staatssecretaris de behandeling van de asielaanvraag aan zich moeten trekken?
6. Eiser betoogt dat de staatssecretaris zijn asielaanvraag in behandeling had moeten nemen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. Er is sprake van bijzondere persoonlijke omstandigheden, omdat eiser in Frankrijk op straat heeft geleefd.
6.1.
De staatssecretaris heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat eiser niet aannemelijk gemaakt dat er in zijn geval bijzondere individuele omstandigheden zijn op grond waarvan de staatssecretaris zijn asielaanvraag in behandeling had moeten nemen. De rechtbank heeft in 5.1 al geoordeeld dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat Frankrijk zijn internationale verplichtingen jegens hem niet zal nakomen en dat hij bij overdracht dus geen reëel risico loopt op een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het Handvest en artikel 3, tweede lid, van de Dublinverordening. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser terecht niet in behandeling heeft genomen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, rechter, in aanwezigheid van mr. T.M.T. Brandsma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Als bedoeld in artikel 25, tweede lid, van de Dublinverordening.
3.Eiser verwijst ter onderbouwing naar de volgende documenten:
4.AIDA Country Report: France, 2022 update: May 2023.
5.EHRM 8 december 2022, ECLI:CE:ECHR:2022:1208JUD003434918.
6.Dit blijkt uit o.a. ABRvS 21 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:816, ABRvS 16 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1256, ABRvS 9 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:715 en ABRvS 2 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2940.
7.ABRvS 2 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2940.
8.Dit volgt uit EHRM 2 december 2008, 32733/08.