Uitspraak
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
het college van burgemeester en wethouders van Midden-Delfland, het college
[derde-partij] Holding, te [vestigingsplaats] (belanghebbende)
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 31 augustus 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. M.J.H. van Baalen, en het college van burgemeester en wethouders van Midden-Delfland, vertegenwoordigd door mr. S.A. Stokkers. Eiser bewoont een bedrijfswoning in strijd met het bestemmingsplan, omdat hij niet meer werkzaam is bij het glastuinbouwbedrijf waartoe de woning behoort. Het college heeft eiser eerder gelast om de bewoning te beëindigen en heeft de begunstigingstermijn herhaaldelijk verlengd. Eiser heeft beroep ingesteld tegen de weigering van het college om de begunstigingstermijn opnieuw te verlengen, en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft de rechtmatigheid van het bestreden besluit beoordeeld. Hij concludeert dat het college voldoende heeft gemotiveerd dat handhavend optreden niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. De voorzieningenrechter oordeelt dat eiser voldoende tijd heeft gehad om aan de opgelegde last te voldoen, en dat de persoonlijke omstandigheden van eiser niet voldoende onderbouwd zijn om de verlenging van de begunstigingstermijn te rechtvaardigen. Eiser heeft niet aangetoond dat er concreet zicht op legalisering van de overtreding bestaat, en de voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
De uitspraak houdt in dat het beroep van eiser ongegrond is verklaard, het bestreden besluit standhoudt, en het college wordt veroordeeld in de proceskosten van eiser. De voorzieningenrechter heeft de proceskosten vastgesteld op € 1.674,- en het college moet het door eiser betaalde griffierecht van € 184,- vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.