In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het verzet van een opposant tegen een eerdere uitspraak waarin zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag niet-ontvankelijk werd verklaard. De opposant, geboren op [geboortedatum] en van Nicaraguaanse nationaliteit, had verzet ingesteld tegen de uitspraak van 24 augustus 2023. Tijdens de zitting op 29 november 2023 zijn de opposant en zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, mr. H.R. Nobel.
De rechtbank heeft in de beroepszaak zonder zitting uitspraak gedaan, omdat het eindoordeel buiten redelijke twijfel stond. De rechtbank oordeelde dat de ingebrekestelling prematuur was ingediend. In het verzet beoordeelt de rechtbank of de eerdere uitspraak terecht was, en of er reden is om te twijfelen aan de niet-ontvankelijkheid van het beroep. De opposant voerde aan dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de Staatssecretaris te vroeg in gebreke was gesteld. Hij verwees naar eerdere uitspraken en stelde dat er voldoende aanleiding was om het beroep aan te houden totdat er over het hoger beroep was geoordeeld.
De rechtbank concludeerde echter dat er geen aanleiding was om anders te oordelen dan in de eerdere uitspraak. De rechtbank oordeelde dat de argumenten van de opposant geen twijfel opriepen over de uitkomst van het beroep. Het verzet werd ongegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak in stand blijft. De rechtbank besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.