ECLI:NL:RBDHA:2023:19260

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 november 2023
Publicatiedatum
8 december 2023
Zaaknummer
NL23.32279
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag met betrekking tot Bulgarije

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 9 oktober 2023 niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije volgens de staatssecretaris verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 31 oktober 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde niet.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Deze verordening stelt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Bulgarije gedaan, dat door Bulgarije is aanvaard.

Eiser voert aan dat Bulgarije niet aan zijn internationale verplichtingen voldoet en dat het onredelijk is om van hem te verwachten dat hij bij de Bulgaarse autoriteiten klaagt. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag aannemen dat Bulgarije zijn verplichtingen nakomt, tenzij eiser kan aantonen dat er ernstige tekortkomingen zijn. De rechtbank concludeert dat eiser niet voldoende heeft aangetoond dat hij bij terugkeer naar Bulgarije een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met de mensenrechten.

De rechtbank besluit dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn en is openbaar gemaakt op 13 november 2023.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.32279
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [V-nummer], eiser (gemachtigde: mr. F.W. Verweij),

en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. R.P.G. van Bel).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 9 oktober 2023 niet in behandeling genomen omdat Bulgarije volgens verweerder verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 31 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van verweerder. Eiser en zijn gemachtigde waren niet aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij Bulgarije een verzoek om terugname gedaan. Bulgarije heeft dit verzoek aanvaard.
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
5. Eiser voert aan dat ten aanzien van Bulgarije niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Eiser is bekend met de Afdelingsuitspraak ten aanzien van Bulgarije, maar is het daarmee niet eens. Eiser heeft zelf ondervonden dat Bulgarije door de ondergrens is gezakt als het gaat om naleving van hun internationale verplichtingen. Het is onredelijk om van hem te verwachten dat hij klaagt bij de Bulgaarse autoriteiten, die zijn vingerafdrukken hebben genomen onder bedreiging van het gedwongen terugsturen naar Syrië. Het ontbreekt in Bulgarije aan basale (opvang)voorzieningen.
6. De rechtbank overweegt als volgt. In zijn algemeenheid mag verweerder er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel van uitgaan dat Bulgarije zijn internationale verplichtingen nakomt. Van dit uitgangspunt wordt slechts afgeweken als eiser aannemelijk maakt dat het asiel- en opvangsysteem aldaar dusdanige tekortkomen vertoont dat hij bij overdracht aan Bulgarije een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het Handvest) en artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM).
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder ten aanzien van Bulgarije heeft mogen uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft dit recent nog geoordeeld in haar uitspraken van
16 augustus 2023 en van 16 oktober 2023.2 De rechtbank maakt uit eisers verklaring op dat het niet onmogelijk is om toegang te krijgen tot opvangvoorzieningen. Hij heeft in het aanmeldgehoor van 30 juli 2023 verklaard dat hij in Bulgarije opvang heeft gehad en zelfstandig de opvang heeft verlaten. De Bulgaarse autoriteiten hebben met het claimakkoord gegarandeerd het asielverzoek van eiser als Dublinclaimant in behandeling te nemen. Daarmee garanderen de Bulgaarse autoriteiten ook dat zij zich zullen houden aan de internationale verplichtingen die voortvloeien uit verdragen en Europese richtlijnen die horen bij het behandelen van een asielaanvraag. Eiser heeft niet, althans onvoldoende, aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Bulgarije zal worden onderworpen aan een behandeling die in strijd is met artikel 4 van het Handvest of artikel 3 van het EVRM. Als eiser in Bulgarije toch wordt geconfronteerd met tekortkomingen, ligt het op zijn weg om hierover te klagen bij de Bulgaarse autoriteiten. Niet is gebleken dat klagen niet mogelijk of bij voorbaat zinloos is. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
13 november 2023

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.