ECLI:NL:RBDHA:2023:19260
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag met betrekking tot Bulgarije
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 9 oktober 2023 niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije volgens de staatssecretaris verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 31 oktober 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde niet.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Deze verordening stelt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Bulgarije gedaan, dat door Bulgarije is aanvaard.
Eiser voert aan dat Bulgarije niet aan zijn internationale verplichtingen voldoet en dat het onredelijk is om van hem te verwachten dat hij bij de Bulgaarse autoriteiten klaagt. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag aannemen dat Bulgarije zijn verplichtingen nakomt, tenzij eiser kan aantonen dat er ernstige tekortkomingen zijn. De rechtbank concludeert dat eiser niet voldoende heeft aangetoond dat hij bij terugkeer naar Bulgarije een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met de mensenrechten.
De rechtbank besluit dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn en is openbaar gemaakt op 13 november 2023.