ECLI:NL:RBDHA:2023:19320

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 december 2023
Publicatiedatum
11 december 2023
Zaaknummer
NL23.37929
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de voortduring van de maatregel van bewaring in het bestuursrechtelijke kader van vreemdelingenrecht

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 11 december 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de voortduring van de maatregel van bewaring van eiser, een Marokkaanse vreemdeling. Eiser had op 4 december 2023 beroep ingesteld tegen de voortduren van de maatregel, die op 28 april 2023 was opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in de periode van toetsing geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om zijn persoonlijke omstandigheden toe te lichten in een vertrekgesprek, wat zijn proceshouding negatief beïnvloedde. De rechtbank oordeelde dat de verweerder voortvarend handelt in de gedwongen terugkeer van eiser en dat er geen zicht op uitzetting ontbreekt. Eiser heeft geen feiten of omstandigheden aangedragen die zouden rechtvaardigen dat de maatregel van bewaring niet gehandhaafd kan worden. De rechtbank heeft eerder in een uitspraak van 7 november 2023 al vastgesteld dat de maatregel rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek op 1 november 2023. De rechtbank concludeert dat de voortduring van de maatregel van bewaring niet onrechtmatig is, ondanks de lange duur van de vrijheidsontneming. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.37929

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], geboren op [geboortedatum] 1996 in Marokko, eiser
V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. P.J.J. van de Kerkhof),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 28 april 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft op 4 december 2023 tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft in reactie hierop op 5 december 2023 beroepsgronden ingediend.
Verweerder heeft hierop desgevraagd op 7 december 2023 gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 8 december 2023 gesloten.

Overwegingen

1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw 2000 het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de laatste uitspraak van 7 november 2023 (in de zaak NL23.33802), waarbij de rechtbank het verlengingsbesluit heeft getoetst, volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op 1 november 2023, dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
3. Eiser voert aan dat zicht op uitzetting naar Marokko binnen een redelijke termijn ontbreekt. Bij de eerdere behandeling ter zitting op 17 oktober 2023 heeft verweerder aangegeven dat het Marokkaanse consulaat zou hebben aangegeven dat de zaak in onderzoek is en dat er zou zijn opgeschaald. Dit heeft tot niets geleid. Het consulaat heeft op 16 november 2023 laten weten dat de zaak nog in onderzoek is en er is inmiddels al 18 keer gerappelleerd bij de autoriteiten, zonder dat dit tot enige reactie heeft geleid.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat zicht op uitzetting niet ontbreekt. Op 16 november 2023 heeft een overleg plaatsgevonden met de ambassade van Marokko over onder meer de lp-aanvraag voor eiser. Aan verweerder is medegedeeld dat het lp-traject nog loopt. Eiser voldoet niet aan zijn medewerkingsplicht want hij heeft zijn verlopen paspoort nog steeds niet overgelegd en ook geen nieuw identiteitsdocument aangevraagd. Ook verschijnt hij niet op vertrekgesprekken.
5. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren en overweegt daartoe als volgt.
6. Eiser heeft in de te toetsen periode geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om zijn persoonlijke omstandigheden toe te lichten in een vertrekgesprek. Door deze proceshouding draagt eiser geen feiten en omstandigheden aan op grond waarvan verweerder thans zou moeten volstaan met de oplegging van een lichter middel. Ook anderszins blijkt niet dat verweerder de maatregel thans niet kan handhaven omdat de voortduring onevenredig bezwarend zou zijn geworden of omdat een lichter middel thans zou volstaan om de terugkeer van eiser te effectueren. De rechtbank overweegt voorts dat uit de M120 en uit de reactie van verweerder op de beroepsgronden blijkt dat verweerder voortvarend handelt aan de gedwongen terugkeer van eiser.
7. Eiser stelt in zijn beroep dat zicht op uitzetting ontbreekt. De rechtbank volgt dit vooralsnog niet. Eiser wijst terecht op de uitgebreide behandeling ter zitting op grond waarvan de uitspraak van 18 oktober 2023 in een eerdere volgberoep-procedure van eiser is gedaan. In die uitspraak (ECLI:NL:RBDHA:2023:15687) heeft de rechtbank onder meer verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 17 oktober 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:15585). De rechtbank heeft op 18 oktober 2023 ten aanzien van het volgberoep van eiser overwogen dat sprake is van een lange duur van de aaneengesloten periode van vrijheidsontneming, aanzienlijk tijdsverloop sinds de lp-aanvraag en het veelvuldig rappelleren op die lp-aanvraag en heeft ook benoemd dat de DT&V een kopie van het (verlopen) paspoort reeds op 17 mei 2023 aan de Marokkaanse autoriteiten heeft doen toekomen. Al deze omstandigheden zijn onverkort van toepassing, waarbij te gelden, heeft dat de periode van vrijheidsontneming nog langer is. Ook heeft nog steeds te gelden, zoals ook is overwogen in de eerdergenoemde uitspraak van 7 november 2023, dat eiser in het geheel niet meewerkt aan zijn vertrek. Uitsluitend indien zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ontbreekt, komt aan deze niet-meewerkende houding geen betekenis toe. Hiervan is in dit geval echter geen sprake. Eiser heeft niet weersproken dat hij in het bezit is van zijn (verlopen) paspoort. Verweerder mag er van uitgaan dat indien eiser dit (verlopen) paspoort overlegt, dit het vertrekproces niet alleen zal bespoedigen, maar ook daadwerkelijk tot de afgifte van een lp zal leiden. Eiser kan in een vertrekgesprek uitleggen waarom hij dit paspoort niet overlegt of waarom dit niet tot afgifte van een lp zal leiden. Eiser wenst echter niet mee te werken aan het laten plaatsvinden van een vertrekgesprek. Daargelaten dat hij gehouden is om mee te werken, betwist eiser ook niet de aanname dat hij beschikt over zijn (verlopen) paspoort en betwist hij ook niet de aanname dat een lp zal worden verstrekt als hij dit paspoort aan DT&V overhandigt. Eiser heeft ook geen initiatief genomen om een nieuw identiteitsdocument aan te vragen en stelt ook niet dat hij een dergelijk document niet zal verkrijgen. Eiser mag dus door verweerder in staat worden geacht om zijn vertrek te kunnen laten plaatsvinden. De handelingen die eiser hiervoor moet verrichten vallen onder de verplichting van eiser om mee te werken. Verweerder is weliswaar afhankelijk van de medewerking van de Marokkaanse autoriteiten als eiser niet voldoet aan zijn medewerkingsplicht. Omdat eiser concrete handelingen kan verrichten waarvan verweerder mag aannemen dat deze tot het vertrek van eiser zullen leiden, ontbreekt zicht op uitzetting dus niet ondanks de reeds aanzienlijke lange duur van de tenuitvoerlegging van de bewaringsmaatregel en ondanks dat de Marokkaanse autoriteiten in het bezit zijn gesteld van een kopie van het (verlopen) paspoort en desondanks nog geen lp hebben verstrekt. De rechtbank acht op dit moment doorslaggevend dat een meewerkende houding van eiser, naar verweerder mag aannemen, tot de terugkeer van eiser naar zijn land van herkomst vanuit bewaring kan leiden en er dus concreet zicht op uitzetting is. Dit betekent ook dat het laten voortduren van de bewaringsmaatregel in de onderhavige procedure geen punitief karakter heeft.
8. De rechtbank heeft alle rechtmatigheidsaspecten van de voortduring van de tenuitvoerlegging van de bewaringsmaatregel beoordeeld en concludeert dat de tenuitvoerlegging weliswaar een aanzienlijke duur kent, maar dit vooralsnog niet onrechtmatig is.
9. Omdat het beroep ongegrond is, bestaat er geen aanleiding om een proceskostenveroordeling uit te spreken.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. van Lokven, rechter, in aanwezigheid van
mr.M.M.M.F. Roijen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 11 december 2023
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.