ECLI:NL:RBDHA:2023:19464
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Bulgarije
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 26 mei 2023 niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de aanvraag. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld en een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, dat op 7 juni 2023 is toegewezen in afwachting van een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Bulgarije. De rechtbank heeft het beroep op 16 november 2023 behandeld, waarbij eiseres, haar gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat eiseres, geboren in Syrië, op 12 oktober 2022 in Nederland een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend, maar dat zij eerder op 17 augustus 2022 in Bulgarije een vergelijkbaar verzoek heeft gedaan. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres aan Bulgarije kan worden overgedragen. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, de Dublinverordening, die bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland op 5 december 2022 een verzoek om terugname gedaan aan Bulgarije, dat op 16 december 2022 is aanvaard.
Eiseres heeft aangevoerd dat Bulgarije niet voldoet aan het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat er pushbacks plaatsvinden en er een gebrek aan opvangplaatsen is. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, zoals bevestigd door de Afdeling in eerdere uitspraken. Eiseres is er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat in haar geval niet van dit beginsel kan worden uitgegaan. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat het bestreden besluit in stand blijft, zonder vergoeding van proceskosten voor eiseres.