ECLI:NL:RBDHA:2023:19576

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 december 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
NL22.19009
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning regulier voor arbeid als zelfstandige wegens onvoldoende onderbouwing aanvraag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd had aangevraagd onder de beperking 'arbeid als zelfstandige', en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd afgewezen omdat de eiser niet beschikte over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en niet voldeed aan de voorwaarden voor de gevraagde verblijfsvergunning. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. Hierop heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de zaak op 1 december 2023 behandeld. Eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, heeft zijn standpunt toegelicht, terwijl de verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank oordeelde dat de aanvraag van eiser niet voldoende onderbouwd was. Eiser had een ondernemingsplan ingediend, maar dit werd als summier en algemeen beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat eiser niet had aangetoond dat zijn werkzaamheden een wezenlijk Nederlands belang dienden, en dat hij niet voldeed aan de vereisten voor de aanvraag van de verblijfsvergunning.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet alle gevraagde gegevens had overgelegd en dat het ondernemingsplan niet voldoende concreet was. Eiser had ook niet aangetoond dat hij aan de voorwaarden voor de uitoefening van zijn bedrijf voldeed. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiser kan binnen vier weken in hoger beroep gaan tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.19009

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. O. Sarac),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Metalsi).

Procesverloop

Bij besluit van 16 februari 2022 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘arbeid als zelfstandige bij [naam bedrijf]’ afgewezen omdat eiser niet beschikt over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en hij ook niet wordt vrijgesteld van het mvv-vereiste nu hij niet voldoet aan de voorwaarden van de gevraagde verblijfsvergunning.
Bij besluit van 6 september 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 1 december 2023 op zitting behandeld
.Eiser is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en bezit de Turkse nationaliteit. Hij heeft op 16 november 2021 een aanvraag ingediend voor een mvv voor de verblijfsvergunning onder de beperking ‘arbeid als zelfstandige bij [naam bedrijf]’. Ter onderbouwing van de aanvraag heeft eiser diverse stukken overgelegd. Verweerder heeft de aanvraag op 16 februari 2022 afgewezen en daarbij aan eiser meegedeeld dat hij Nederland binnen vier weken moet verlaten. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt waarbij hij nadere stukken heeft overgelegd. Ook heeft eiser verzocht om een voorlopige voorziening. Bij het bestreden besluit is het bezwaar ongegrond verklaard. Hiertegen is eiser in beroep gegaan.
Bestreden besluit
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de afwijzing van de aanvraag gehandhaafd. Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiser (nog steeds) niet alle gevraagde gegevens en stukken heeft overgelegd en het ondernemingsplan (nog steeds) onvoldoende concreet en gemotiveerd is, zodat geen aanleiding bestaat om de aanvraag van eiser voor advies voor te leggen aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK). Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat hij aan de voorwaarde van een wezenlijk Nederlands belang voldoet. Daarin is hij niet geslaagd.
Beroepsgronden
3. Eiser kan zich met het bestreden besluit niet verenigen en voert het volgende aan. Het ondernemingsplan is door eiser aangepast en de ontbrekende stukken zijn aangeleverd. Als verweerder van oordeel is dat nog meer stukken ontbreken dan had verweerder bij eiser navraag kunnen doen tijdens een hoorzitting. Met betrekking tot het ondernemingsplan is het eiser niet duidelijk welke vergaande detailleerde uitwerking nodig is. Eiser stelt dat hij zijn doelgroep niet nader kan specificeren omdat IT-specialisten namelijk zeer breed inzetbaar zijn. Verder heeft eiser concrete opdrachten toegevoegd om zijn producten te duiden. Daarbij geeft eiser aan dat nog niet voor alle producten bestaande opdrachten zijn, waardoor hij niet voor alle diensten een concreet voorbeeld heeft uitgewerkt. De marktregio waar eiser de werkzaamheden zal verrichten is regio Rotterdam. Dit volgt ook uit het ondernemingsplan, waarin staat aangegeven dat [naam bedrijf] is gevestigd in Rotterdam. De marktanalyse acht eiser niet summier nu een uitgebreide toelichting is opgenomen over de markt, zowel landelijk als regionaal. Ten aanzien van de concurrentieanalyse stelt eiser dat hij zich onderscheid ten opzichte van de concurrentie door zijn werkervaring, brede inzetbaarheid, persoonlijke motieven en sterke sociale vaardigheden. Bij de prijsbepaling heeft eiser zijn uurtarief benoemd en verschillende verkoopfacturen overgelegd, die volgens hem voldoende specifiek zijn. Verder stelt eiser dat hij financiële stukken van het eerste kwartaal niet kon overleggen nu dit kwartaal nog niet was afgelopen. Een Nuffic-waardering van zijn diploma kan eiser niet overleggen omdat verweerder hem geen terugkeervisum wil verlenen om zijn cijferlijst op te halen. Wat betreft zijn werkervaring stelt eiser dat hij daar geen stukken van heeft omdat hij eerst als freelancer heeft gewerkt en sprake was van mondelinge arbeidsovereenkomsten bij zijn vorige werkgevers. Het bezwaar is tot slot ten onrechte kennelijk ongegrond verklaard; verweerder had eiser moeten horen.
Juridisch kader
4. Op grond van artikel 3.30, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) kan de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder een beperking, verband houdend met het verrichten van arbeid als zelfstandige worden verleend aan de vreemdeling die:
a. arbeid als zelfstandige verricht of gaat verrichten, waarmee naar het oordeel van verweerder een wezenlijk Nederlands belang is gediend,
b. uit die werkzaamheden duurzaam en zelfstandig voldoende middelen van bestaan verwerft en,
c. voldoet aan de bevoegdheidsvereisten voor de uitoefening van die arbeid en aan de vereisten voor het uitoefenen van het desbetreffende bedrijf.
4.1.
Voor vreemdelingen met de Turkse nationaliteit die in Nederland willen verblijven om arbeid te verrichten als zelfstandig ondernemer staat in bijlage 8aa, behorend bij artikel 3.20a, vierde lid, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (VV) opgesomd welke stukken zij moeten overleggen. Bij een aantal van die stukken is expliciet vermeld welke informatie of onderwerpen zij minimaal moeten bevatten om aan te kunnen tonen dat de onderneming van de vreemdeling voorziet in een behoefte in Nederland.
4.2.
In paragraaf B6/4.5. van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) staat aangegeven wat verweerder beschouwt als bewijsmiddel ten behoeve van de adviesaanvraag bij het Ministerie van EZK. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft geoordeeld in haar uitspraak van 23 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1326, mag verweerder van eiser verwachten dat hij zijn aanvraag onderbouwt met de vereiste stukken.
Rechterlijk oordeel
5. Partijen houdt in de kern verdeeld of verweerder eisers aanvraag als onvolledig en onvoldoende concreet mocht beschouwen en om deze reden niet voor advies hoefde voor te leggen aan de Minister van EZK. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RvO), die ter zake deskundig is, adviseert namens de Minister van EZK verweerder over de vraag of de vreemdeling arbeid als zelfstandige verricht waarmee een wezenlijk Nederlands belang is gediend. Alvorens verweerder een aanvraag voor advies voorlegt aan de RvO beoordeelt hij eerst zelf de volledigheid en consistentie van het overgelegde ondernemingsplan en de onderbouwende (financiële) stukken. Een dergelijke ‘voortoets’ mag verweerder verrichten (vgl. de uitspraken van de Afdeling van 12 april 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ8725, en 29 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3922).
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich in het bestreden besluit terecht op het standpunt gesteld dat het (in bezwaar) overgelegde ondernemingsplan – het ondernemingsplan van 7 april 2022 – summier en algemeen is opgesteld, niet concreet is en niet volledig is onderbouwd. De rechtbank legt dit hieronder, zonder uitputtend te zijn, aan de hand van enkele voorbeelden uit.
Kernactiviteit, branche en doelgroep
5.1.
Eiser heeft zowel zijn kernactiviteit, branche als doelgroep zeer breed en summier omschreven en niet geconcretiseerd. Nadat eiser hierop is gewezen in de bezwaarfase heeft eiser dit niet nader uitgewerkt en stelt hij dat hij zijn doelgroep niet wil beperken omdat IT-oplossingen terug te vinden zijn in alle soorten sectoren. Verweerder heeft deze beschrijving en uitleg als onvoldoende mogen bestempelen. Niet ten onrechte stelt verweerder dat eiser, doordat hij zeer algemeen en summier zijn kernactiviteit, branche en doelgroep beschrijft, niet aantoont waarin hij zich specifiek onderscheidt van andere IT-professionals waardoor niet kan worden getoetst welk wezenlijk economisch belang eiser kan dienen voor Nederland.
Product en dienst
5.2.
De omschrijving van de producten en diensten heeft verweerder terecht onvoldoende beschouwd. In het ondernemingsplan zijn enkel zes zeer breed geformuleerde diensten opgesomd. Deze diensten zijn onvoldoende nader geconcretiseerd. Eiser heeft in bezwaar enkel aanvullend een omschrijving van twee concrete opdrachten genoemd waarvan ook een factuur is overgelegd. Dit heeft verweerder onvoldoende mogen achten nu hiermee een te summier en onvolledig beeld is gecreëerd van wat voor producten en diensten eiser wil aanbieden en verlenen. De stelling van eiser dat nog niet voor alle producten en diensten een concreet voorbeeld bestaat, omdat hij nog niet voor alle producten en diensten een opdracht heeft, kan de rechtbank niet volgen. Het is aan eiser om zijn producten en diensten te onderbouwen, ook zonder een concrete (uitgevoerde) opdracht. Hierbij komt dat eiser voor twee uitgevoerde opdrachten een factuur, maar geen onderliggende overeenkomst van opdracht heeft overgelegd, en voor een overeenkomst van opdracht (met Globe Datacenter) en een intentieverklaring (met ICT Networkz) geen facturen heeft overgelegd waaruit blijkt dat werkzaamheden zijn verricht. De stelling van eiser ter zitting dat deze facturen er wel zijn, maakt het oordeel niet anders. Het is aan eiser om zijn aanvraag met stukken te onderbouwen en deze stukken maken geen onderdeel uit van het dossier, waardoor verweerder (en de rechtbank) deze stukken niet kan beoordelen. Verder heeft eiser gesteld dat voor de twee uitgevoerde opdrachten (waarvan een factuur is overgelegd) geen overeenkomst van opdracht is afgesloten omdat het in de branche gebruikelijk is dat dit mondeling wordt afgesproken. Wat daar verder ook van zij, het is aan eiser om aannemelijk te maken welke producten en diensten hij wil gaan leveren dan wel levert met zijn onderneming. Twee facturen met een summiere omschrijving van de werkzaamheden legt daartoe onvoldoende gewicht in de schaal. Vooral nu eiser aangeeft jarenlang in de IT-sector werkzaam te zijn geweest, kan van hem worden verwacht dat hij een meer concrete en uitgebreide uitleg geeft over het product of de dienst die hij wil gaan aanbieden dan wel verlenen. Bij gebrek hieraan kan niet worden beoordeeld of met de producten en diensten van eiser een wezenlijk economisch belang in Nederland wordt gediend.
Concurrentie
5.3.
Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de in het ondernemingsplan opgenomen concurrentieanalyse een summiere en algemene beschrijving inhoudt van zijn concurrentiepositie. Eiser heeft een matrix opgenomen waarin hij zijn onderneming met twee concurrenten heeft vergeleken. Nog daargelaten dat het aantal (2) zeer gering is ten opzichte van het totaal aantal concurrenten in de regio (1015), vindt die vergelijking plaats op basis van algemene punten als prijs, kwaliteit en diensten, zonder dat die punten nader worden geduid. De resultaten van deze vergelijking – bijvoorbeeld: eisers onderneming scoort beter op services, maar minder goed op bekendheid – zijn dan ook algemeen van aard. Verweerder stelt, mede gelet hierop, terecht dat op deze manier onvoldoende uit het ondernemingsplan naar voren komt wat het unieke is aan de producten en diensten die eiser levert en op welke punten hij zich nu echt onderscheidt van zijn concurrenten.
Marktanalyse, prijsbeleid
5.4.
Verder heeft verweerder kunnen stellen dat de marktanalyse een omschrijving bevat van de algemene IT-sector en onvoldoende is toegespitst op de marktpositie die eiser met zijn bedrijf wil innemen. Daarmee onderscheidt hij zich niet van concurrenten en is niet duidelijk wat het wezenlijke belang is van eisers onderneming voor de Nederlandse economie. De prijsbepaling heeft verweerder onvoldoende specifiek mogen achten nu enkel een uurtarief is genoemd en dit niet nader is gespecificeerd aan de hand van de producten en diensten.
Nuffic-waardering, werkervaring / werkgevers
5.5.
Verweerder heeft eiser ook kunnen tegenwerpen dat hij niet beschikt over een Nuffic-waardering voor zijn diploma; uit bijlage 8aa bij het VV volgt dat buitenlandse diploma’s moeten zijn voorzien van een waardering van Nuffic. De verklaring van eiser dat hij zijn cijferlijst niet kan ophalen omdat verweerder hem geen terugkeervisum verleent wordt niet redengevend geacht. De mvv-procedure is er juist opgericht om vooraf te toetsen of aan de voorwaarden wordt voldaan. Feitelijk gezien had eiser de mvv in Turkije moeten afwachten en heeft verweerder hem dit mogen tegenwerpen. Tot slot heeft verweerder terecht gesteld dat eiser op geen enkele manier zijn gestelde kennis en werkervaring heeft onderbouwd. De stelling van eiser dat hij geen enkel arbeidscontract kan overleggen omdat deze mondeling zijn overeen gekomen heeft verweerder bevreemdend mogen achten. Daarnaast heeft eiser ook op geen andere manier onderbouwd dat hij werkzaam is geweest voor de in zijn CV opgenomen bedrijven, bijvoorbeeld door middel van loonstroken. Aan de enkele werkverklaring van het bedrijf Redline en Tekur heeft verweerder terecht weinig waarde gehecht nu eiser geen arbeidsovereenkomst of andere stukken heeft overgelegd.
5.6.
Reeds gelet op voormelde tekortkomingen in het ondernemingsplan en de onderbouwing daarvan, heeft verweerder zich in het bestreden besluit terecht op het standpunt gesteld dat de aanvraag van eiser niet in aanmerking komt om voor advies te worden voorgelegd aan het Ministerie van EZK. Verweerder heeft zulks dan ook terecht niet gedaan.
Schending hoorplicht
6. Verweerder mag op grond van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht slechts van het horen in bezwaar afzien, als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit. Zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2557, r.o. 4.2, ligt horen voor verweerder in beginsel minder in de rede als een Turkse vreemdeling die in Nederland verblijf wil om arbeid te verrichten als zelfstandig ondernemer, niet de in bijlage 8aa, behorend bij artikel 3.20a, vierde lid, van het VV 2000, genoemde stukken heeft overgelegd en ook geen verklaring heeft gegeven waarom hij daarover niet de beschikking kan krijgen. Niettemin moet verweerder, ook als een vreemdeling de vereiste informatie niet of niet volledig heeft overgelegd, steeds beoordelen of een hoorzitting uitkomst kan bieden om de ontbrekende informatie alsnog boven tafel te krijgen. Dat zou bijvoorbeeld het geval kunnen zijn als een vreemdeling eenvoudig de ontbrekende informatie op of vlak na een hoorzitting kan geven, een vreemdeling in bezwaar al een mogelijk steekhoudende verklaring heeft gegeven voor het niet kunnen overleggen van bepaalde stukken of als onduidelijkheid bestaat over de waardering van een of meer overgelegde stukken.
6.1.
In het primaire besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiser niet de vereiste documenten bij zijn aanvraag heeft overgelegd. Verweerder heeft vervolgens een opsomming genoemd van stukken die nog ontbreken of onvoldoende zijn. Eiser heeft in bezwaar opnieuw, zoals in rechtsoverweging 5. t/m 5.5. is vastgesteld, een onvolledig ondernemingsplan ingediend. Gelet op de motivering van het primaire besluit en wat eiser daartegen in bezwaar heeft aangevoerd, is in dit geval voldaan aan de maatstaf om van het horen af te zien.
7. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, stelt verweerder zich terecht op het standpunt dat eiser niet voldoet aan de vereisten voor inwilliging van de gevraagde vergunning, zodat hem ook terecht wordt tegengeworpen dat hij niet voldoet aan het mvv-vereiste. Het beroep van eiser slaagt niet.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.J. Adriaansen, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Tchang, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.