ECLI:NL:RBDHA:2023:19740

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 oktober 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
NL23.28698
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 12 september 2023 niet in behandeling genomen, omdat Tsjechië volgens hem verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 26 september 2023 behandeld, waarbij eisers vertegenwoordigd werden door hun gemachtigde en een tolk aanwezig was.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Deze verordening stelt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. Eisers hebben aangevoerd dat er geen vertrouwen kan worden gesteld in de Tsjechische autoriteiten, maar de rechtbank oordeelt dat zij niet aannemelijk hebben gemaakt dat er structurele tekortkomingen zijn in het asiel- en opvangsysteem in Tsjechië.

De rechtbank wijst erop dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel in beginsel geldt voor alle lidstaten, en dat het aan eisers is om aan te tonen dat zij bij overdracht aan Tsjechië een reëel risico lopen op een behandeling die in strijd is met hun rechten. De rechtbank concludeert dat de argumenten van eisers niet voldoende zijn om aan te nemen dat Tsjechië niet aan zijn verplichtingen zal voldoen. De rechtbank besluit dat de beroepsgrond van eisers niet slaagt en dat zij geen recht hebben op vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt op 26 oktober 2023.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.28698
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [V nummer 1] , eiseres, mede namens haar minderjarige kind:
[minderjarige], V-nummer: [V nummer 2] , gezamenlijk: eisers (gemachtigde: mr. D. van Elp),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. A.R.J. Maas).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 12 september 2023 niet in behandeling genomen omdat Tsjechië volgens verweerder verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 26 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, als waarnemer van de gemachtigde van eisers, mr. D.W.M. van Erp, A. Karim als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eisers. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eisers ongelijk krijgen en het niet in behandeling nemen van hun aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Nederland bij Tsjechië een verzoek om overname gedaan. Tsjechië heeft dit verzoek aanvaard.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
5. Eisers voeren aan dat ten aanzien van Tsjechië niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser verwijst daartoe naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Den Bosch van 27 maart 20232, waar het verzoek om een voorlopige voorziening is toegewezen en het beroep is aangehouden in afwachting van de antwoorden op de prejudiciële vragen die in een andere zaak zijn gesteld over de deelbaarheid van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.3 Volgens eisers volgt uit deze uitspraak dat de Tsjechische autoriteiten de uitspraken van de nationale rechter niet altijd naleven waardoor vreemdelingen geen effectief rechtsmiddel hebben. Verder wijzen eisers op een rapport van het US Department of State (USDOS) over het jaar 20214, meer specifiek naar pagina 10, waaruit volgt dat niet-gouvernementele organisaties rapporteren dat politieke leiders zich tegen asielzoekers hebben uitgesproken en dat asielzoekers uit onder andere Syrië de toegang tot het land zijn ontzegt, terwijl zij niet zijn geïnformeerd over het recht om asiel aan te vragen. Verder volgt daaruit dat de asielwet is aangepast ten nadele van personen die afkomstig zijn uit veilige landen. Uit dit rapport volgt de negatieve houding van de autoriteiten ten opzichte van migranten en asielzoekers waar ook eisers mee zullen worden geconfronteerd. Verder hebben de autoriteiten in 2022 ook aangegeven dat zij geen Dublinclaimanten accepteren. Ook wijzen eisers op het bericht van de Council of Europe van 27 januari 2023, waaruit volgt dat Tsjechië te maken heeft gehad met opvangproblemen, met name vanwege het grote aantal asielzoekers dat vanuit Oekraïne binnenkomt. Volgens eisers maakt dit dat er een extra risico zal ontstaan op opvangproblemen voor hun.
6. De rechtbank overweegt dat verweerder in zijn algemeenheid ten aanzien van alle lidstaten mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dat betekent dat verweerder, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, ervan uit mag gaan dat alle lidstaten het Unierecht en met name de door dat recht erkende grondrechten in acht nemen.5 Het is daarom in beginsel aan eisers om aannemelijk te maken dat zij bij overdracht aan Tsjechië, als gevolg van het niet nakomen van internationale verplichtingen door de Tsjechische autoriteiten, een reëel risico lopen op een behandeling die strijdig is met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest. Daarvan is sprake in geval de vreemdeling aannemelijk maakt dat er structurele tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem zijn die een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken.6
7. De rechtbank overweegt dat verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat ten aanzien van Tsjechië niet langer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Uit het Country rapport van USDOS volgt weliswaar dat sommige asielzoekers problemen ervaren maar daaruit volgt niet dat sprake is van structurele tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem in Tsjechië die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken zoals die voortvloeit uit de rechtspraak van het Hof van Justitie. In dat rapport wordt beschreven dat sommige politici
2 Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Den Bosch van 27 maart 2023, ECLI:NL:RBOBR:2023:1415.
3 Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Den Bosch van 15 juni 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:5724.
4 2021 Country Reports on Human Rights Practices: Czech Republic.
5 Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ), 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218 (Jawo), par. 81.
6 HvJ 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218 (Jawo), par 91-92.
zich openlijk negatief uitlaten over (bepaalde) asielzoekers en dat asielzoekers uit bepaalde landen vanuit het vliegveld van Praag onrechtmatig worden teruggestuurd zonder dat zij op de hoogte worden gesteld van de mogelijkheid om zich daartegen te verweren of om asiel aan te vragen. Ook volgt hieruit dat veel van de asielprocedures langer duren dan is toegestaan volgens de internationale regelgeving en asielzoekers niet goed worden geïnformeerd. Voor zover eisers vrezen dat zij bij terugkeer naar Tsjechië slachtoffer zullen worden van pushbacks, volgt niet uit het Country rapport van USDOS dat sprake is van pushbacks ten aanzien van Dublinclaimanten. Daarom is het ook niet aannemelijk dat eisers bij terugkeer in het kader van de Dublinverordening naar Tsjechië, zullen worden teruggestuurd naar Syrië. Eisers hebben verder niet gesteld, noch is gebleken, dat de nieuwe nationale wetgeving in strijd is met de op Tsjechië rustende Europese verplichtingen en ook niet dat de nieuwe wetgeving op hen van toepassing is.
8. Ook het bericht van de Council of Europe van 27 januari 2023 leidt niet tot een ander oordeel. Uit het artikel volgt niet dat dat ziet op vrouwen en kinderen die gecontroleerd worden overgedragen in het kader van de Dublinverordening. Verder is de situatie dat de overdrachten tijdelijk zijn stilgezet wegens een grote toestroom van Oekraïense vluchtelingen momenteel achterhaald. Of dit zich nogmaals zal voordoen is onzeker. Daarbij zegt dit niets over de houding van de Tsjechische autoriteiten jegens Dublinterugkeerders. Voorts hebben eisers niet onderbouwd dat als gevolg van een verhoogde instroom van Oekraïense vluchtelingen zij als Dublinterugkeerders geen opvang zullen kunnen krijgen. De verwijzing naar de uitspraak van de rechtbank Den Bosch van 27 maart 2023 is eveneens onvoldoende voor de conclusie dat niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. In die zaak heeft de gemachtigde ter zitting een betoog gehouden dat de Tsjechische autoriteiten de uitspraken van de nationale rechter niet altijd naleven waardoor vreemdelingen geen effectief rechtsmiddel hebben. In die uitspraak is dit betoog echter niet uitgewerkt. Nu de onderliggende stukken niet zijn ingebracht in deze zaak is het de rechtbank onvoldoende duidelijk waarop het betoog is gebaseerd en waarom dat onverkort dient te worden toegepast in de zaak van eisers. Ook heeft de voorzieningenrechter in die zaak niet geoordeeld dat er ten aanzien van Tsjechië niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De rechtbank ziet verder ook geen aanleiding om de beantwoording van de prejudiciële vragen die de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Den Bosch in de uitspraak van 15 juni 2022 over de (on)deelbaarheid van het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft gesteld, af te wachten.7
9. De autoriteiten van Tsjechië hebben met het accepteren van het overnameverzoek door verweerder gegarandeerd dat eisers na terugkomst in Tsjechië zullen worden behandeld in overeenstemming met de op Tsjechië rustende verplichtingen die voortvloeien uit de Europese richtlijnen en verdragen. Mochten eisers toch problemen ondervinden in Tsjechië dan kunnen zij hierover hun beklag doen bij de daartoe geëigende instanties dan wel bij de (hogere) Tsjechische autoriteiten. Niet is gebleken dat klagen niet mogelijk of bij voorbaat zinloos is. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.
7 Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 8 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2644.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
26 oktober 2023

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.