ECLI:NL:RBDHA:2023:20013

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
NL22.21100
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T.J. Thurlings - Rassa
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van de asielaanvraag van een Nigeriaanse vrouw met PTSS en vrees voor besnijdenis

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 15 december 2023, wordt het beroep van eiseres, een Nigeriaanse vrouw, tegen de afwijzing van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres heeft op 10 april 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 20 september 2022 als ongegrond is afgewezen. De rechtbank behandelt de zaak in Zwolle en constateert dat de afwijzing onvoldoende gemotiveerd is. Eiseres heeft verklaard dat zij in het verleden is mishandeld door haar ex-partner en dat zij vrees heeft voor besnijdenis, zowel voor zichzelf als voor haar dochter. De rechtbank oordeelt dat de psychische klachten van eiseres, waaronder een complexe posttraumatische stressstoornis (PTSS), van invloed zijn geweest op haar verklaringen tijdens de gehoren. De rechtbank stelt vast dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de medische informatie en de ernst van de situatie van eiseres. Bovendien is de rechtbank van mening dat de vrees voor besnijdenis niet adequaat is beoordeeld door verweerder, die onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de vrees voor ernstige schade niet aannemelijk is. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes maanden een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens worden de proceskosten van eiseres vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.21100

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [nummer] , eiseres,

mede namens haar minderjarige dochter:
[dochter] ,geboren op [geboortedatum]
(gemachtigde: mr. S.R. Nohar),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigden: mr. P. Zijlstra en mr. D.L. Boer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres. Eiseres stelt van Nigeriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] . Zij heeft op 10 april 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 20 september 2022 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
1.1
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.2
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 16 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, mr. A.S. Sewman ter vervanging van mr. S.R. Nohar als gemachtigde van eiseres, A.K. Umar als tolk en de gemachtigde van verweerder. Na zitting is de zaak heropend omdat het rapport van Medifirst zich niet in het dossier bevond. Na toevoeging van dit rapport is het onderzoek met instemming van partijen weer gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank komt tot een gegrondverklaring van het beroep
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiseres legt aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiseres heeft verklaard dat haar vader haar in april 2002, toen eiseres 16 was, wilde laten besnijden. De moeder van eiseres wilde dat niet omdat de zus van eiseres aan een besnijdenis is overleden. Haar moeder heeft haar naar Lagos gebracht. Daarop hebben haar vader en de ouderen uit het dorp aangegeven dat eiseres niet meer terug kon keren naar het dorp en eiseres anders zou worden besneden. In Lagos is eiseres uitgebuit door de vrouw (Victoria) bij wie zij verbleef. Eiseres raakte zwanger van haar eerste dochter. Enige tijd later is de vader van eiseres overleden en de moeder van eiseres is daarna weggestuurd uit het dorp. Na de geboorte van haar dochter in 2006 is eiseres bij de vader van het kind, [V 1] , gaan wonen. [V 1] kon niet goed voor eiseres en haar dochter zorgen en heeft haar geslagen. Toen haar dochter 10 was (in maart 2016) wilde [V 1] haar laten besnijden. Eiseres wilde dit niet maar kreeg geen hulp van de politie. Een vriendin van eiseres ( [B] ) heeft geadviseerd om naar een kennis ( [A] ) in Niger te gaan met haar dochters. Eiseres heeft Nigeria op 6 april 2016 verlaten. [A] heeft gevraagd of eiseres in Libië wilde werken en eiseres heeft haar dochters bij [A] in Niger achtergelaten. In Libië bleek het om prostitutie te gaan. De politie heeft die werkzaamheden uiteindelijk beëindigd en eiseres is in de gevangenis beland. Daarna is eiseres via een mensenhandelaar in Italië beland terwijl ze eigenlijk graag terug wilde naar haar dochters in Niger. Eiseres moest 25.000 euro betalen aan een vrouw ( [P] ) in Italië en is door haar gedwongen om in de prostitutie te werken. In Italië heeft eiseres van haar moeder gehoord dat zij is bedreigd door [V 1] die op zoek was naar de kinderen. Nadat eiseres uit Nigeria was vertrokken heeft [V 1] haar moeder regelmatig bezocht en bedreigd, voor het laatst in april 2021. [V 1] heeft eiseres in april 2021 telefonisch bedreigd, hij belde met een onbekend nummer en zei dat hij zijn dochters nodig had en als eiseres zonder zijn dochters zou terugkomen hij haar, dochter [dochter] (van een andere vader) en hemzelf zou vermoorden. [V 1] heeft toen de twee zoons van eiseres meegenomen. Toen eiseres zwanger werd van [dochter] , werd ze weggestuurd door [P] en is eiseres naar Nederland gevlucht.
Nieuw asielmotief
5.1
De rechtbank overweegt allereest het volgende. Bij bericht van 13 januari 2023 heeft eiseres naar voren gebracht dat zij bij een bespreking met haar gemachtigde op 9 januari 2023 heeft aangegeven dat zij een biseksuele geaardheid heeft, dat zij hierover niet eerder durfde te verklaren en dat zij vanwege haar biseksuele geaardheid een ernstig risico loopt bij terugkeer naar het land van herkomst.
5.2
De rechtbank begrijpt dat eiseres dit nieuwe asielmotief in de onderhavige beroepsprocedure wenst te betrekken. Verweerder heeft zich hierover, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling [1] van 3 juli 2019 [2] , op het standpunt gesteld dat het nieuwe asielmotief niet bij de beroepsprocedure kan worden betrokken omdat dit zou leiden tot een ontoelaatbare vertraging van de afdoening van de zaak als bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Vw [3] .
5.3
De rechtbank is van oordeel dat het asielmotief over de biseksuele geaardheid van eiseres buiten deze beroepsprocedure moet worden gehouden. De rechtbank wijst in dit verband op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 4 oktober 2018. [4] Daaruit volgt dat een nieuw asielmotief moet worden beoordeeld, tenzij de gronden of gegevens voor dit asielmotief in een te late fase van de beroepsprocedure zijn aangevoerd of niet op een voldoende concrete wijze zijn ingediend om naar behoren te worden onderzocht, of ook, wanneer het gaat om feitelijke gegevens, indien deze niet van betekenis zijn of zich niet voldoende onderscheiden van de gegevens waarmee de beslissingsautoriteit reeds rekening heeft kunnen houden [5] . De rechtbank is van oordeel dat die situatie zich in het geval van eiseres voordoet.
5.4
Eiseres heeft de vrees die zij vanwege haar biseksuele geaardheid stelt te hebben namelijk eerst in de beroepsfase naar voren gebracht zonder dit nader te concretiseren. Ook verweerder heeft eiseres hierover niet gehoord en heeft geen standpunt ingenomen. Onder deze omstandigheden is de rechtbank dan ook van oordeel dat het asielmotief over de gestelde biseksuele geaardheid niet op een voldoende concrete wijze is ingediend om naar behoren te worden onderzocht en om die reden in verband met de goede procesorde zoals bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Vw, buiten de procedure moet worden gehouden. Eiseres kan dit asielmotief in een nieuwe aanvraag naar voren brengen zodat zij in de gelegenheid kan worden gesteld om hierover nader te verklaren. De rechtbank benadrukt dat nu het asielmotief ten aanzien van de gestelde biseksuele geaardheid buiten deze procedure wordt gehouden, er geen sprake is van een inhoudelijk oordeel over dit asielmotief.
Het bestreden besluit
6. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw afgewezen als ongegrond. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Bedreiging door ex-partner;
Problemen in verband met mensenhandelaren in Nigeria;
Alleenstaande vrouw in Nigeria;
Vrees om zelf besneden te worden;
Vrees dat dochter [dochter] bij terugkeer besneden zal worden.
Over de geloofwaardigheid van deze elementen heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiseres over haar identiteit, nationaliteit en herkomst (element 1) geloofwaardig worden geacht. Dat geldt eveneens voor haar verklaringen over de omstandigheid dat zij als alleenstaande vrouw zou terugkeren naar Nigeria (element 4). Verweerder acht de verklaringen van eiseres over de bedreiging door haar ex-partner (element 2) ongeloofwaardig. Ten aanzien van de verklaringen over de problemen rondom de mensenhandelaren in Nigeria (element 3) heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de vrees niet aannemelijk wordt geacht. Ook ten aanzien van de vrees om zelf besneden te worden en de vrees dat haar dochter bij terugkeer zal worden besneden (elementen 5 en 6) heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiseres deze vrees niet aannemelijk heeft gemaakt. Ten aanzien van de geloofwaardig geachte elementen heeft verweerder overwogen dat eiseres niet kan worden aangemerkt als vluchteling in de zin van artikel 1A van het Vluchtelingenverdrag en heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij een reëel risico loopt op ernstige schade.
Ten aanzien van de bedreiging door de ex-partner, [V 1] (element 2)
7.1
Verweerder acht de verklaringen van eiseres over de bedreiging door [V 1] niet geloofwaardig omdat zij hierover vaag en summier zou hebben verklaard en omdat verweerder niet inziet dat [V 1] plotseling, na 5 jaar, de kinderen terug wil terwijl hij voorheen geen interesse leek te tonen ondanks dat hij wist waar de zoons waren. Dat de geboorte van [dochter] , die niet het kind is van [V 1] , hem zo boos maakte dat hij de zoons heeft weggehaald bij de moeder van eiseres, volgt verweerder niet. Ook ziet verweerder niet in dat de moeder van eiseres haar niet zou hebben verteld over de reactie en dreigementen van [V 1] . Dat eiseres over de bedreigingen van [V 1] niet goed kon verklaren vanwege psychische problemen acht verweerder niet aannemelijk omdat bij het medische onderzoek van MediFirst geen psychische problematiek is aangetroffen en niet is gebleken dat eiseres niet goed over de problemen zou kunnen verklaren.
7.2
De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet heeft kunnen tegenwerpen dat eiseres uitgebreider over de bedreigingen vanuit [V 1] had moeten verklaren en dat niet zou zijn gebleken dat eiseres vanwege psychische problemen in haar mogelijkheden om te verklaren beperkt was. De rechtbank acht daarvoor redengevend dat eiseres in beroep twee brieven van haar behandelaren J.P. Jobse, verpleegkundig specialist i.o. en K. Reijnhoudt, ggz verpleegkundig specialist/regiebehandelaar, van 12 april 2023 en 17 oktober 2023 heeft overgelegd. Uit deze medische informatie komt naar voren dat bij eiseres een complexe posttraumatische stressstoornis (PTSS) is gediagnostiseerd. Er is sprake van ernstige traumaklachten die verband houden met haar relaas en haar vlucht uit Nigeria. Eiseres is sinds 20 maart 2023 in behandeling om haar klachten te stabiliseren en de ingrijpende traumatische ervaringen te verwerken. De rechtbank ziet in deze informatie, die zij ex-nunc bij de procedure betrekt, voldoende onderbouwing voor de stelling van eiseres dat haar psychische klachten van invloed zijn geweest op haar capaciteit om deugdelijke verklaringen af te leggen en dat deze klachten haar hebben belemmerd bij het gehoor [6] . Verweerders stelling dat uit het advies van MediFirst geen psychische klachten zijn gebleken en dat uit de door eiseres overgelegde medische informatie niet blijkt dat de problematiek tijdens de gehoren een rol speelde omdat zij toen nog niet onder behandeling stond, volgt de rechtbank niet. Hoewel de behandeling (pas) in maart 2023 is gestart en daarbij PTSS is gediagnostiseerd, betekent dit niet dat de PTSS vóór de behandeling en diagnose niet aanwezig was. Bij een diagnose wordt immers slechts een al aanwezig ziektebeeld vastgelegd. De PTSS mag dan ook geacht worden reeds voordien zijn weerslag te hebben gehad op het psychisch welzijn van eiseres en dus ook op haar mogelijkheden om bij de gehoren te verklaren over de problemen, temeer nu blijkens de diagnose de PTSS met die problemen samenhangt. Het medisch advies van MediFirst acht de rechtbank niet doorslaggevend nu dit enkel een momentopname betreft, [7] en geen diagnostisch onderzoek naar de medische problematiek van eiseres inhoudt. [8] De rechtbank is tegen die achtergrond dan ook van ook van oordeel dat verweerder, zonder nadere motivering, niet heeft kunnen tegenwerpen dat eiseres te vaag en summier over de bedreigingen heeft verklaard.
7.3
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder niet heeft kunnen tegenwerpen dat hij niet inziet waarom [V 1] de zoons na 5 jaar zou weghalen bij de moeder van eiseres. Eiseres heeft in de zienswijze toegelicht dat de geboorte van [dochter] (die niet het kind van [V 1] is) hem boos heeft gemaakt en dat hij daarom reden heeft gezien om de zoons bij de moeder van eiseres weg te halen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom deze verklaring niet inzichtelijk is en waarom op dit punt meer van eiseres zou mogen worden verwacht, nu de reden van de handelswijze van [V 1] buiten de invloedsfeer van eiseres valt. Hierbij betrekt de rechtbank eveneens dat eiseres vanwege haar psychische klachten op dit punt mogelijk niet goed tijdens de gehoren heeft kunnen verklaren. Om die reden kan verweerder niet zonder meer tegenwerpen dat eiseres deze verklaring over de handelswijze van [V 1] pas bij de zienswijze naar voren heeft gebracht.
7.4
De rechtbank stelt voorts vast dat verweerder niet ongeloofwaardig heeft bevonden dat eiseres in het verleden is mishandeld door [V 1] . In dat verband overweegt de rechtbank dat verweerder op dit punt in het bestreden besluit niet is ingegaan op de vraag of dit moet worden aangemerkt als ‘in het verleden reeds is blootgesteld aan […] ernstige schade’ als bedoeld in artikel 31, vijfde lid, van de Vw. Aldus is de rechtbank van oordeel dat verweerder (de toepasselijkheid van) het bewijsvermoeden van deze bepaling onvoldoende heeft betrokken bij de beoordeling in hoeverre eiseres bij een terugkeer voor ernstige schade van [V 1] heeft te vrezen. Ook op dit punt acht de rechtbank het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd.
7.5
Gelet op het voorgaande heeft verweerder de verklaringen van eiseres over de bedreiging door haar ex-partner [V 1] (element 2) ten onrechte ongeloofwaardig geacht en is eveneens onvoldoende gemotiveerd dat haar vrees voor [V 1] niet aannemelijk is. Het beroep is met betrekking tot dit element dus gegrond.
Ten aanzien van het element problemen met mensenhandelaren in Nigeria (element 3)
8.1
De rechtbank maakt uit het bestreden besluit op dat verweerder het niet ongeloofwaardig acht dat eiseres als slachtoffer was betrokken bij mensenhandel en dat eiseres gedwongen in de prostitutie heeft gewerkt voor mensenhandelaar [P] . Ook acht verweerder niet ongeloofwaardig dat [P] een uitvalsbasis heeft in Nigeria. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij een terugkeer naar Nigeria problemen zou ondervinden met [P] omdat zij die vrees onvoldoende heeft geconcretiseerd. Volgens verweerder is daarom niet gebleken dat bij terugkeer sprake zou zijn van een onmenselijke behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Verweerder werpt eiseres tegen dat de omstandigheid dat, en de wijze waarop, [P] haar heeft vrijgelaten niet logisch is. Eiseres is [P] nog geld schuldig. Daarnaast heeft eiseres volgens verweerder verklaard dat zij (na het veranderen van haar telefoonnummer) en haar moeder niets meer van [P] hebben gehoord en dat zij niet weet of [P] haar nog zoekt. Ook heeft zij [P] nooit gezien in Nigeria. Dat [P] rijk en machtig is, acht verweerder onvoldoende onderbouwd.
8.2
De rechtbank stelt allereest vast dat verweerder in het bestreden besluit met betrekking tot de omstandigheid dat eiseres reeds het slachtoffer is geweest van mensenhandel en gedwongen in de prostitutie heeft gewerkt voor mensenhandelaar [P] niet is ingegaan op de vraag of dit moet worden aangemerkt als ‘in het verleden reeds is blootgesteld aan […] ernstige schade’ als bedoeld in artikel 31, vijfde lid, van de Vw. Aangenomen mag worden dat gedwongen prostitutie en mensenhandel als ernstige schade in vorenbedoelde zin moeten worden aangemerkt. Aldus is de rechtbank van oordeel dat verweerder (de toepasselijkheid van) het bewijsvermoeden van deze bepaling onvoldoende heeft betrokken bij de beoordeling in hoeverre eiseres bij een terugkeer voor ernstige schade wegens mensenhandel en prostitutie heeft te vrezen.
8.3
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder niet heeft kunnen tegenwerpen dat de handelswijze en beweegredenen van [P] volgens hem niet logisch zijn. Waarom de logica ontbreekt heeft verweerder niet nader gemotiveerd. Eiseres heeft hierover in de zienswijze naar voren gebracht dat sprake was van een afhankelijkheidsrelatie tussen haar en [P] waardoor [P] er om die reden mogelijk vanuit ging dat eiseres weer zou terugkeren en dat [P] mogelijk tijdens de zwangerschap van eiseres niet voor haar zou willen zorgen [9] . De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe eiseres over de beweegredenen van [P] (verder) zou moeten verklaren nu dit buiten haar invloedsfeer ligt. Bovendien heeft eiseres bij de zienswijze aangegeven dat [P] waarschijnlijk vanwege de afhankelijkheidsrelatie en de eed ervan uitging dat eiseres zou terugkeren [10] . Daarbij heeft eiseres verklaard dat [P] nadat eiseres naar Nederland was gevlucht, haar telefonisch heeft verteld dat zij terug moest komen om haar schuld af te betalen en dat zij ongeacht waar eiseres zou verblijven van haar het geld zou eisen [11] . Gelet op deze verklaringen heeft verweerder niet in redelijkheid kunnen tegenwerpen dat de gang van zaken niet logisch is.
8.4
Ten aanzien van het standpunt van verweerder over de aannemelijkheid van de vrees voor [P] bij een terugkeer naar Nigeria heeft verweerder tegengeworpen dat eiseres sinds april 2021 niet meer is bedreigd door [P] en geen contact meer heeft met haar moeder. Eiseres heeft echter in het aanvullend gehoor [12] en bij de zienswijze [13] aangegeven dat zij in april 2021 haar telefoonnummer heeft gewijzigd en dat zij sinds april 2021 eveneens geen contact meer heeft met haar moeder en dus niet weet of haar moeder veilig is. De rechtbank is van oordeel dat verweerder deze verklaringen ten onrechte niet bij het bestreden besluit heeft berokken en acht het bestreden besluit op dit punt dan ook onvoldoende gemotiveerd. Voor zover verweerder heeft bedoeld te stellen dat bij gebrek aan contact als gevolg van de wijziging van het telefoonnummer de vrees voor mensenhandelaren nu niet (meer) voldoende concreet is, is de rechtbank van oordeel dat die redenering zonder nadere motivering niet zonder meer kan worden gevolgd. Temeer nu uit het door eiseres aangehaalde Algemeen Ambtsbericht Nigeria van maart 2021 kan worden afgeleid dat netwerken van mensenhandelaren actief en invloedrijk zijn in Nigeria. [14] Uit het algemeen Ambtsbericht Nigeria van januari 2023 volgt eenzelfde beeld. [15] Aldus kan, mede gelet op het bepaalde in artikel 31, vijfde lid, van de Vw, de relatieve veiligheid die eiseres nu in Nederland ervaart als gevolg van de wijziging van haar telefoonnummer, niet zonder meer als indicatief voor haar veiligheidssituatie in Nigeria worden beschouwd.
8.5
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich onvoldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat eiseres de vrees voor problemen met [P] bij een terugkeer naar Nigeria onvoldoende heeft geconcretiseerd. Tegen die achtergrond bezien had verweerder het door eiseres in de zienswijze [16] en ter zitting gedane beroep op het Algemeen Ambtsbericht Nigeria van maart 2021, evenmin zonder nadere motivering kunnen passeren. [17]
8.5
Het beroep is aldus eveneens met betrekking tot dit element gegrond.
Ten aanzien van de vrees voor besnijdenis (elementen 5 en 6)
9.1
Verweerder heeft zich ten aanzien van de verklaringen van eiseres over de vrees om zelf te worden besneden en de vrees dat haar dochter bij terugkeer zal worden besneden op het standpunt gesteld dat eiseres deze vrees niet aannemelijk heeft gemaakt. Verweerder acht het niet ongeloofwaardig dat eiseres haar dorp aanvankelijk was ontvlucht met hulp van haar moeder om besnijdenis te ontkomen. Volgens verweerder blijkt uit het Algemeen Ambtsbericht Nigeria van maart 2021 dat er geen gevallen bekend zijn waarin een vrouw na een zwangerschap of bevalling nog besneden wordt. Omdat eiseres stelt vijf kinderen te hebben, ziet verweerder niet in dat eiseres heeft te vrezen voor een besnijdenis. Verder behoren eiseres, haar familie en haar ex-partner [V 1] tot een stam waarbij besnijdenissen van vrouwen over het algemeen zeker niet de norm zijn omdat het overgrote deel van de vrouwen niet besneden wordt in de Eshan-stam. Ten aanzien van [dochter] wijst verweerder op openbare bronnen [18] waaruit volgens hem blijkt dat in 2002 32,5% van de meisjes die behoren tot de Eshan-stam werden besneden en volgens verweerder is dit percentage sinds 2002 gedaald. In heel Nigeria werd in 2018 14% van de meisjes besneden. De grote meerderheid van de vrouwen en meisjes die behoren tot de Eshan-stam wordt niet besneden. Verweerder wijst op de uitspraak van het mensenrechtencomité van de verenigde naties van 1 februari 2022 [19] waaruit volgens verweerder weliswaar volgt dat de vader in Nigeria kan kiezen voor besnijdenis van de dochter zelfs als de moeder hierop tegen is, maar dat hieruit ook volgt dat moeders invloed hebben op de keuze voor een besnijdenis. Uit pagina 85 van het Algemeen Ambtsbericht Nigeria van maart 2021 blijkt volgens verweerder verder dat moeders een bepalende rol hebben in de keuze voor een besnijdenis. Eiseres is zelf niet besneden en verzet zich sterk tegen de besnijdenis van haar dochters. Verweerder werpt tegen dat eiseres niet de indruk heeft gewekt dat zij de besnijdenis van haar dochters zal laten gebeuren ook al geeft ze aan dat ze geen kracht heeft om zich tegen een gedwongen besnijdenis te verzetten. Volgens verweerder kent de familie van [dochter] eiseres niet tot nauwelijks en is er geen contact tussen eiseres en de vader en familie van [dochter] .
9.2
De rechtbank stelt vast dat verweerder niet ongeloofwaardig heeft bevonden dat eiseres met hulp van haar moeder haar dorp was ontvlucht om aan besnijdenis te ontkomen. De rechtbank wijst wederom op artikel 31, vijfde lid, van de Vw en is van oordeel dat verweerder het bewijsvermoeden van deze bepaling onvoldoende heeft betrokken bij de beoordeling in hoeverre eiseres bij een terugkeer vanuit diezelfde stam opnieuw voor besnijdenis voor haar en haar dochter heeft te vrezen.
9.3
Voorts is de rechtbank van oordeel dat verweerder in zijn beoordeling van de aannemelijkheid van de vrees zich met name heeft gebaseerd op algemene informatie en daarbij onvoldoende de persoonlijke omstandigheden en verklaringen van eiseres heeft betrokken. De rechtbank wijst op informatie van BMC Women’s Health [20] waaruit volgt dat het risico op mutilatie afhankelijk is van onder meer de geloofsachtergrond, het opleidingsniveau en de regio waar men vandaan komt en/of verblijft. Daarnaast wijst de rechtbank op de uitspraak van de Afdeling van 24 augustus 2022 [21] waaruit volgt dat het percentage van de vrouwelijke bevolking dat in een land is besneden van betekenis is, maar dat zo’n percentage op zichzelf onvoldoende is voor de conclusie dat een vreemdeling bij terugkeer naar het land van herkomst een reëel risico loopt op besnijdenis. Er zijn volgens de Afdeling daarnaast nog veel verschillende andere factoren die het risico op besnijdenis in een individueel geval kunnen vergroten of juist verkleinen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de voorkeur van de ouders, de vraag of andere vrouwelijke familieleden zijn besneden en de leeftijd van de desbetreffende vrouw. Aan de hand van de eigen verklaringen van een vreemdeling en de relevante landeninformatie moet verweerder al deze verschillende factoren kenbaar en in onderlinge samenhang betrekken bij de besluitvorming.
Gelet hierop acht de rechtbank het onzorgvuldig dat verweerder bij zijn beoordeling vooral de stam van eiseres heeft betrokken en niet is ingegaan op bijvoorbeeld de sociaal economische factoren, terwijl eiseres juist heeft gesteld dat zij bij terugkeer naar Nigeria in een afhankelijke, en daarmee zwakkere, positie komt te verkeren. Verder heeft eiseres in de procedure juist verklaard dat vrouwenbesnijdenis past binnen de cultuur van haar stam, dat eiseres vanwege de weigering om te worden besneden door haar vader is onterfd en dat zij en haar moeder door de ouderen van het dorp zijn verbannen [22] , dat haar zus is overleden aan haar besnijdenis [23] en dat de vader, die ook tot de Eshan stam behoort, en familie van [dochter] willen dat zij wordt besneden [24] . Verweerder heeft deze omstandigheden ten onrechte niet bij zijn beoordeling betrokken. Voor zover verweerder aan eiseres heeft tegengeworpen dat er geen contact (meer) is met de vader van [dochter] , is dat op zichzelf onvoldoende om de vrees voor (de familie van) die vader onaannemelijk te achten. In dat verband is immers niet ongeloofwaardig geacht dat de vader van [dochter] de wens voor besnijdenis wel heeft uitgesproken. Bovendien heeft eiseres er ter zitting op gewezen dat de vader van [dochter] problemen had met de politie en dat voor haar onduidelijk is of hij in Italië zit opgesloten, of terug is gestuurd naar Nigeria. Die omstandigheden geven een (mogelijke) verklaring voor het huidige gebrek aan contact en zal verweerder aldus ook nog bij zijn besluitvorming moeten betrekken.
9.4
Ook acht de rechtbank verweerders interpretatie van de algemene informatie onzorgvuldig. Zo komt het de rechtbank voor dat verweerder een selectieve lezing hanteert van het Algemeen Ambtsbericht Nigeria van maart 2021 door enkel te verwijzen naar pagina 85 waar staat beschreven dat moeders een bepalende rol hebben bij de beslissing over de besnijdenis van de minderjarige dochters en dat daarbij ook een rol speelt of de moeder zelf besneden is. Op pagina 86, die verweerder niet bij de besluitvorming heeft betrokken, wordt echter op basis van een (andere) bron vermeld dat als een vader wel wil dat zijn dochter besnijdenis ondergaat, maar de moeder niet, de dochter hoogstwaarschijnlijk toch besneden zal worden. Verder wordt in het Algemeen Ambtsbericht Nigeria van januari 2023, waarnaar eiseres ter zitting heeft verwezen, vermeld dat verschillende bronnen de vader als belangrijkste persoon noemen die beslist over de besnijdenis van meisjes. In dat ambtsbericht wordt ook vermeld dat in gemeenschappen waar besnijdenis ingebed zit in de cultuur, de rol van ouders minder groot is en vooral de omgeving en de familie, zoals de grootmoeder, bepaalt of het meisje wordt besneden. [25] De rechtbank acht het onzorgvuldig dat verweerder deze contra-indicaties niet bij zijn motivering heeft betrokken. Daar komt bij dat niet duidelijk is waar verweerder de stelling op baseert dat het overgrote deel van de Eshan-stam niet wordt besneden. Voor zover verweerder in dat verband verwijst naar informatie [26] waaruit blijkt dat in 2002 zo’n 32,5% van de meisjes die behoren tot de Eshan-stam werden besneden, dat dit percentage sinds 2002 volgens hem gedaald is, en dat ter onderbouwing daarvoor erop wordt gewezen dat in 2018 in heel Nigeria zo’n 14% van de meisjes werd besneden, overweegt de rechtbank dat de (trend in) algemene besnijdenispercentages niet zonder meer gelijk kan worden gesteld aan (een trend in) percentages binnen een stam. De rechtbank volgt verweerder dan ook niet in zijn redenering nu de door verweerder aangehaalde cijfers – anders dan verweerder lijkt te suggereren – niet onderbouwen dat sprake is van een neerwaartse trend binnen de Eshan-stam.
9.5
De rechtbank is aldus van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat de vrees van eiseres voor de besnijdenis van haar en [dochter] niet aannemelijk is.
Nieuwe integrale geloofwaardigheidsbeoordeling
10. De rechtbank overweegt dat op grond van het voorgaande het bestreden besluit in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en niet deugdelijk is gemotiveerd, zodat het beroep van eiseres reeds hierom gegrond zal worden verklaard. Het ligt op de weg van verweerder om opnieuw een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling uit te voeren en eiseres in de gelegenheid te stellen te reageren. Daarbij ligt het eveneens op de weg van verweerder om eiseres, gelet op hetgeen is overwogen in 7.2 van deze uitspraak, opnieuw over haar problemen te horen. Het ligt in de rede dat eiseres dan ook alsnog wordt gehoord over haar nieuwe asielmotief (overweging 5.1 t/m 5.4).
Beroep op artikel 64 van de Vw
11. De rechtbank merkt op dat verweerder ter zitting verder heeft toegezegd dat de medische stukken die eiseres in beroep heeft overgelegd hem aanleiding hebben gegeven om eiseres voorlopig uitstel van vertrek te verlenen ingevolge artikel 64 van de Vw. Hoewel een schriftelijke bevestiging hiervan (nog) niet is ontvangen, althans deze is nog niet aan het dossier toegevoegd, is de rechtbank van oordeel dat de beroepsgronden met betrekking tot artikel 64 Vw kunnen worden gepasseerd wegens het ontbreken van belang. Het beroep wordt immers gegrond verklaard, zodat eiseres nog rechtmatig in Nederland verblijft, aangezien zij de nieuwe besluitvorming in Nederland mag afwachten. In zoverre is een beoordeling van het beroep op artikel 64 van de Vw op dit moment dus ook niet nodig.

Conclusie en gevolgen

12. Verweerder heeft de aanvraag ten onrechte afgewezen als ongegrond. Het beroep is gegrond. De rechtbank ziet, gelet op de redenen voor de gegrondverklaring van dit beroep, geen ruimte om de gebreken te passeren, de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat verweerder een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak. De rechtbank zal daarbij bepalen dat dit besluit binnen 6 maanden na verzending van deze uitspraak moet zijn genomen, om zo enerzijds aan eiseres perspectief op de termijn voor het verdere verloop te bieden en anderzijds verweerder voldoende tijd te geven om met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen.
13. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 20 september 2022;
  • draagt verweerder op binnen 6 maanden na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.J. Thurlings - Rassa, rechter, in aanwezigheid van
mr. C.L.M. Celie, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
2.ABRvS 3 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2073
3.Vreemdelingenwet 2000
4.HvJEU, 4 oktober 2018, C-652/16, Ahmedbekova en Ahmedbekov, ECLI:EU:C:2018:801.
5.Zie r.o. 103 van het arrest.
6.Zie de zienswijze van 28 februari 2022, p. 2 en de verklaringen ter zitting.
7.Zie in dit verband het programma van eisen, p. 11, zoals dat aan de aanbesteding van de opdracht die aan Medifirst is gegund ten grondslag lag, downloadbaar via:
8.Vgl. in dit verband voornoemd programma van eisen, hoofdstuk 3.
9.Zienswijze van 11 augustus 2022, p. 2 en aanvullend gehoor van 20 april 2022, p. 10.
10.Zienswijze van 11 augustus 2022, p. 2.
11.Aanvullend gehoor van 20 april 2022, p. 10.
12.Aanvullend gehoor van 20 april 2022, p. 10.
13.Zienswijze van 11 augustus 2022, p.2.
14.Algemeen Ambtsbericht Nigeria maart 2021, hoofdstuk 6.
15.Algemeen Ambtsbericht Nigeria januari 2023, hoofdstuk 6.
16.Zienswijze van 28 februari 2022, p.3.
17.Algemeen Ambtsbericht Nigeria, maart 2021, p. 116-121.
18.Zie het voornemen van 31 januari 2022, p. 4.
19.Uitspraak van het mensenrechtencomité van de Verenigde Naties van 1 februari 2022, CCPR/C/133/D/2796/2016
20.Gbadebo, B.M., Salawu, A.T., Afolabi, R.F. et al. “Cohort analysis of the state of female genital cutting in Nigeria: prevalence, daughter circumcision and attitude towards its discontinuation”, in:
21.ABRvS 24 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2430.
22.Nader gehoor van 23 november 2021, p. 11.
23.Nader gehoor van 23 november 2021, p. 12.
24.Nader gehoor van 23 november 2021, p. 14.
25.Algemeen Ambtsbericht Nigeria, januari 2023, p. 72.
26.Zie het voornemen van 31 januari 2022, p. 4: Snow, R.C., T. E. Slanger, F. E. Okonofua, F. Oronsaye and J. Wacker, “Female genital cutting in southern urban and peri-urban Nigeria: self reported validity, socialvdeterminants and secular decline” in: