ECLI:NL:RBDHA:2023:20149

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
NL23.32626, NL23.32628, NL23.32630 en NL23.32632
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.S. Gaastra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvragen en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 13 december 2023, worden de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvragen op 13 oktober 2023 niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van deze aanvragen. De rechtbank heeft de beroepen op 5 december 2023 behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde, alsook de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft besloten de aanvragen niet in behandeling te nemen, op basis van de Dublinverordening. Deze verordening stelt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Kroatië gedaan, dat door Kroatië is aanvaard. Eisers hebben betoogd dat er geen vertrouwen meer kan worden gesteld in Kroatië vanwege meldingen van pushbacks en andere problemen, maar de rechtbank volgt de eerdere uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, die heeft geoordeeld dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel voor Kroatië nog steeds van toepassing is.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris geen aanleiding had om de aanvragen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich te trekken, ondanks de beweringen van eisers over hun ervaringen in Kroatië. De rechtbank oordeelt dat de verklaringen van eisers niet voldoende onderbouwd zijn en dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat er geen reëel risico bestaat op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De beroepen worden ongegrond verklaard, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvragen in stand blijft, en eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.32626, NL23.32628, NL23.32630 en NL23.32632

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 december 2023 in de zaken tussen

[eiser], v-nummer: [nummer],

ook namens zijn minderjarige kinderen
[kind 1], v-nummer: [nummer],
[kind 2], v-nummer: [nummer],
[kind 3], v-nummer: [nummer],
[kind 4], v-nummer: [nummer],
samen: eisers
(gemachtigde: mr. P. Th. van Alkemade),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. P. Zijlstra).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van de aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvragen met de bestreden besluiten van 13 oktober 2023 niet in behandeling genomen omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de aanvragen.
1.1.
De rechtbank heeft de beroepen, samen met de zaken NL23.32627, NL23.32629, NL23.32631 en NL23.32633, op 5 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvragen van eisers. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers. De staatssecretaris heeft op de beroepsgronden gereageerd met een verweerschrift.
3. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van de besluiten
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Kroatië een verzoek om terugname gedaan. Kroatië heeft dit verzoek aanvaard.
Mag de staatssecretaris voor Kroatië uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
5. Eisers betogen dat voor Kroatië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Er vinden pushbacks plaats aan de buitengrenzen van Kroatië en er zijn aanwijzingen dat de pushbacks ook plaatsvinden bij Dublinclaimanten. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft in haar uitspraak van 13 september 2023 geoordeeld dat voor Kroatië mag worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. [2] De Afdeling heeft in deze uitspraak volgens eisers echter geen rekening gehouden met de prejudiciële vragen die deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch heeft gesteld over de deelbaarheid van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en de situatie in Polen. [3] Volgens eisers is de situatie in Kroatië vergelijkbaar met die in Polen waardoor de prejudiciële vragen ook van toepassing zijn op het interstatelijk vertrouwensbeginsel voor Kroatië. Om deze reden dienen de beroepen volgens eisers aangehouden te worden in afwachting van de uitspraak van het Hof waarin de vragen beantwoord zullen worden. Eisers verwijzen ter onderbouwing hiervan naar een uitspraak van zittingsplaats ’s-Hertogenbosch waarin de voorlopige voorziening in een Dublinprocedure werd toegewezen om het antwoord op de gestelde prejudiciële vragen af te kunnen wachten. [4] Tot slot is de situatie met betrekking tot de opvang vergelijkbaar met de situatie in Italië. Kroatië heeft namelijk aangegeven niemand over te nemen omdat er onvoldoende plek in de opvang is.
5.1.
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat voor Kroatië nog altijd van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan mag worden. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 13 september 2023 naar aanleiding van nader onderzoek van de staatssecretaris geoordeeld dat de staatssecretaris mag blijven uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel voor Kroatië. [5] De rechtbank ziet geen aanleiding om in het geval van eisers tot een ander oordeel te komen.. In deze uitspraak heeft de Afdeling zich in rechtsoverweging 3.1 ook uitgelaten over de prejudiciële vragen die zijn gesteld door zittingsplaats ’s-Hertogenbosch en geoordeeld dat zij geen aanleiding ziet om de zaak aan te houden in afwachting van de antwoorden daarop. De mogelijke tekortkomingen in het asielsysteem in Kroatië leiden volgens de Afdeling immers niet tot de conclusie dat voor Dublinclaimanten een reëel risico bestaat op behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank ziet daarom ook geen aanleiding om deze zaken aan te houden. De verwijzing naar de niet gepubliceerde uitspraak van zittingsplaats ’s-Hertogenbosch maakt dit niet anders. Met betrekking tot het betoog van eisers dat onvoldoende opvang aanwezig is in Kroatië en dat de autoriteiten dit ook zouden hebben aangegeven, overweegt de rechtbank als volgt. Ten eerste heeft eiser dit betoog niet onderbouwd. Op zitting heeft de gemachtigde van de staatssecretaris verder aangegeven dat dergelijke problemen bij hem niet bekend zijn. Daarnaast heeft Kroatië zich met het claimakkoord gebonden aan de voorwaarden die gelden met betrekking tot de opvang. Bovendien kunnen eisers bij voorkomende problemen klagen bij de Kroatische autoriteiten. Er is niet gebleken dat dit voor eisers niet mogelijk is.
Was er aanleiding voor de staatssecretaris om de aanvragen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich te trekken?
6. Eisers voeren aan dat een overdracht naar Kroatië van een onevenredige hardheid getuigt gelet op wat hen is overkomen in Kroatië. Daarom had de staatssecretaris de aanvragen van eisers aan zich moeten trekken. In Kroatië zijn eisers door de Kroatische politie opgepakt en naar een gesloten opvang gebracht. Daar zijn al hun spullen afgepakt, waaronder hun telefoons. Eisers verbleven met zes andere personen in een kale ruimte en kregen pas na 24 uur eten en drinken. Het toilet was erg vervuild en er werd fysieke dwang gebruikt. Eisers moesten hun vingerafdrukken afgeven en de vrouwen werden bij het nemen van de pasfoto’s gedwongen hun hoofddoek af te doen. Er was geen hulpverlening en geen tolk beschikbaar. Uiteindelijk hebben eisers hun telefoons teruggekregen en is hen opgedragen Kroatië te verlaten. Ze zijn met de trein vertrokken.
6.1.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris in de verklaringen van eisers geen aanleiding heeft hoeven zien om de asielaanvragen van eiseres aan zich te trekken. De staatssecretaris heeft in de bestreden besluiten terecht opgemerkt dat eisers hun verklaringen over hetgeen hen is overkomen in Kroatië niet hebben onderbouwd. Uit de stukken blijkt wel dat eisers vingerafdrukken zijn afgenomen. Voor zover dit onder dwang is gebeurd stelt de staatssecretaris zich terecht op het standpunt dat dit enkele feit niet maakt dat ten aanzien van Kroatië niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Lidstaten zijn namelijk verplicht om vreemdelingen die illegaal het grondgebied van de lidstaten binnenkomen te registreren De enkele verwijzing naar de pushbacks is onvoldoende omdat niet is gebleken dat eisers als Dublinclaimanten hiermee te maken zullen krijgen. Verder wijst de staatssecretaris erop dat het uitgangspunt geldt dat Kroatië zich in het kader van de asielprocedure aan de internationale verplichtingen en Europese richtlijnen houdt. Indien Kroatië dit niet doet, kunnen eisers klagen bij de Kroatische autoriteiten. Eisers hebben gesteld dat er niet geklaagd kan worden, maar hebben dit niet onderbouwd.

Conclusie en gevolgen

7. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat eisers ongelijk krijgen en het niet in behandeling nemen van de aanvragen in stand blijft. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. AS. Gaastra, rechter, in aanwezigheid van mr. T.J. Engberts, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.ABRvS 13 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3411.
3.Rechtbank Den Haag, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch 15 juni 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:5724.
4.Rechtbank Den Haag, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch 27 oktober 2023, ECLI:NL:RBOBR:2023:5139
5.ABRvS 13 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3411.