ECLI:NL:RBDHA:2023:20312

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
NL23.38258
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring in het bestuursrecht en vreemdelingenrecht

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 19 december 2023 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van eiser tegen de maatregel van bewaring die op 12 september 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. Eiser, die de Ghanese nationaliteit heeft, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek op 14 december 2023 gesloten.

De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek. De beoordeling in deze zaak betreft of het voortduren van de maatregel van bewaring sinds 2 november 2023 rechtmatig is. De rechtbank constateert dat de termijn voor het sluiten van het vooronderzoek, zoals voorgeschreven in artikel 96 van de Vreemdelingenwet, is overschreden, maar oordeelt dat dit niet leidt tot onrechtmatigheid van de maatregel. De rechtbank wijst erop dat de beslissing binnen een redelijke termijn is genomen en dat eiser niet in zijn belangen is geschaad door de termijnoverschrijding.

Eiser heeft aangevoerd dat er onduidelijkheid is over de indiening van zijn paspoort bij de LP-aanvraag, maar de rechtbank concludeert dat de Ghanese autoriteiten de aanvraag in behandeling hebben genomen. De rechtbank oordeelt dat de langere duur van de maatregel voor rekening van eiser komt, omdat hij eerder weigerde mee te werken aan een presentatie aan de Ghanese autoriteiten. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.38258

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. R.E.J.M. van den Toorn),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: W.H.J.C. Vennix).

Procesverloop

Verweerder heeft op 12 september 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en op 14 december 2023 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Ghanese nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag heeft gelegen rechtmatig was. [2] Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, ter beoordeling of sinds 2 november 2023 het voortduren van de maatregel van bewaring tot aan de opheffing daarvan rechtmatig is.
4. De rechtbank merkt allereerst ambtshalve het volgende op. Het beroepschrift is op 6 december 2023 ingediend. Ingevolge artikel 96, eerste lid, van de Vw sluit de rechtbank het vooronderzoek binnen een week na ontvangst van het beroepschrift. Dit betekent dat de rechtbank in dit geval het vooronderzoek uiterlijk op 13 december 2023 had moeten sluiten. Het vooronderzoek is echter op 14 december 2023 gesloten. Gelet hierop is de termijn van artikel 96, eerste lid, van de Vw overschreden.
5. De overschrijding van de termijn van artikel 96, eerste lid, van de Vw is in dit geval geheel aan de rechtbank toe te rekenen. Niettemin is sprake van een voortvarende beslissing als bedoeld in artikel 5, vierde lid, van het EVRM, omdat de rechtbank uitgaat van een periode van 21 dagen tussen het instellen van het beroep en de uitspraak bij een zaak van geringe complexiteit. [3] Aangezien deze termijn niet is overschreden ziet de rechtbank geen aanleiding om het voortduren van de maatregel van bewaring reeds hierom onrechtmatig te achten. De rechtbank neemt hierbij verder in aanmerking dat zij uitspraak doet op het vervolgberoep binnen een week nadat zij het vooronderzoek op grond van artikel 96, eerste lid, van de Vw had moeten sluiten. [4] Dit betekent dat eiser als gevolg van de termijnoverschrijding niet in zijn belangen is geschaad.
6. Eiser voert aan dat uit het dossier niet blijkt dat een kopie van eisers paspoort op 2 juni 2023 is meegezonden met de LP [5] -aanvraag. De Ghanese autoriteiten zouden namelijk op 30 oktober 2023 hebben aangegeven dat de LP-aanvraag nog niet in onderzoek is genomen vanwege het ontbreken van documenten. Verder is niet duidelijk of verweerder bij het rappelleren telkens wijst op de overgelegde kopie van eisers paspoort, mocht deze toch zijn meegezonden. Mocht hiervan geen sprake zijn, dan dient de verzwaarde belangenafweging in eisers voordeel vallen, aldus eiser.
7. Anders dan eiser stelt, volgt uit het voortgangsrapport dat de Ghanese autoriteiten op 30 oktober 2023 hebben aangegeven dat de LP-aanvraag in onderzoek is genomen naar aanleiding van de telefonische presentatie op 25 oktober 2023. Zoals reeds in de uitspraak van 20 oktober 2023 volgt, hebben de Ghanese autoriteiten aangegeven dat het tot hun procedure behoort dat zij een LP-aanvraag in behandeling nemen nadat een presentatie heeft plaatsgevonden. Dat is in eisers geval dan ook gedaan. De vraag of verweerder de Ghanese autoriteiten bij het rappelleren telkens wijst op de kopie van eisers paspoort die met de LP-aanvraag zou zijn meegestuurd, hoeft dan ook niet beantwoord te worden. Verder is de rechtbank van oordeel dat de langere duur van de maatregel van bewaring voor rekening en risico van eiser komt, omdat hij eerder telkens weigerde mee te werken aan een presentatie aan de Ghanese autoriteiten.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond; en
 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Rb Den Haag (zittingsplaats Middelburg) 20 oktober 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:16144.
3.EHRM 9 januari 2003, (JV 2003/129) (arrest Kadem).
4.Artikel 96, tweede lid, van de Vw.
5.Laissez-passer.