ECLI:NL:RBDHA:2023:20353

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
NL23.38299
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige voortduring van de maatregel van bewaring van een Marokkaanse eiser

Op 21 december 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Marokkaanse eiser die in bewaring was gesteld op grond van de Vreemdelingenwet 2000. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 24 september 2023 de maatregel van bewaring opgelegd, die voortduurde tot de opheffing op 12 december 2023. De rechtbank oordeelde dat de maatregel onrechtmatig was vanaf 16 november 2023, het moment waarop de Marokkaanse autoriteiten mededeelden dat de nationaliteit en identiteit van de eiser niet konden worden bevestigd. Ondanks dat er zicht op uitzetting naar Marokko was, gaf de mededeling van de autoriteiten aan dat er geen reisdocumenten zouden worden afgegeven, wat leidde tot de conclusie dat er geen reëel zicht op uitzetting meer bestond. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser gegrond en kende schadevergoeding toe voor de onrechtmatige detentie, alsook proceskosten aan de eiser. De totale schadevergoeding werd vastgesteld op € 2700,00, en de proceskosten op € 1674,00. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Munsterman, met mr. D.G. van den Berg als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.38299

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Marokkaanse nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer],
(gemachtigde: mr. V. Senczuk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris,

(gemachtigde: mr. G.M. Bouius).

Procesverloop

De staatssecretaris heeft op 24 september 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De staatssecretaris heeft de opgelegde maatregel met ingang van 12 december 2012 opgeheven.
De rechtbank heeft het beroep op 15 december 2023 en met behulp van telehoren op zitting behandeld. Eiser en de staatssecretaris hebben zich op de rechtbank laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten

Overwegingen

1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw 2000 het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de meeste recente uitspraak van 13 oktober 2023 (in de zaak NL23.30433) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek op 6 oktober 2023 de maatregel van bewaring rechtmatig voortduurt.
3. Eiser stelt zich op standpunt dat - nu de staatssecretaris de maatregel met ingang van 12 december 2023 heeft opgeheven – hij recht heeft op schadevergoeding. Eiser van mening dat de rechtmatigheid van zijn bewaring is komen te vervallen door de mededeling van de autoriteiten van Marokko van 16 november 2023 waarbij is medegedeeld dat de identiteit van eiser niet bevestigd kan worden. Eiser stelt dat hem vanaf die datum schadevergoeding toekomt doordat de staatssecretaris geen handelingen meer heeft verricht gericht op een gedwongen verwijdering voortkomende uit een terugkeerverplichting gegrond op een terugkeerbesluit. Subsidiair is eiser van mening dat indien de staatssecretaris een termijn gegund moet worden, dit een termijn van maximaal 48 uur moet zijn.
4. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat uit de M120 blijkt dat de Marokkaanse autoriteiten op 16 november 2023 aan DIA hebben medegedeeld dat de nationaliteit van eiser niet is vastgesteld. De staatssecretaris heeft enige tijd nodig gehad om deze informatie administratief te verwerken, zoals ook blijkt uit het feit dat de informatie op 20 november 2023 in de journaalposten is opgenomen. Ook dient volgens de staatssecretaris enige tijd gegund te worden aan de staatssecretaris om zich te beraden op eventuele vervolgstappen. Onder verwijzing naar een uitspraak van de rechtbank Amsterdam (ECLI:NL:RBSGR:2010:BO0947) stelt de staatssecretaris zich op het standpunt dat een termijn van 14 dagen daarvoor redelijk is en dat de staatssecretaris derhalve bereid is om vanaf 30 november tot en met 12 december 2023 schadevergoeding aan te bieden.
5. De rechtbank is van oordeel dat de maatregel onrechtmatig heeft voortgeduurd vanaf het moment dat de Marokkaanse autoriteiten hebben medegedeeld de nationaliteit en identiteit van eiser niet te kunnen bevestigen, zijnde 16 november 2023. Alhoewel de Marokkaanse autoriteiten nationaliteitsbevestigingen afgeven, meewerken aan het verstrekken van reisdocumenten en hieruit in zijn algemeenheid volgt dat er zicht op uitzetting is naar Marokko, is de mededeling dat de identiteit van eiser niet bevestigd zal worden een duidelijke indicatie dat geen reisdocument afgegeven zal worden. Concrete aanknopingspunten dat dat in dit geval anders is, zijn er niet. Ook is niet gebleken van andere omstandigheden op grond waarvan een vervolgtraject kan en zal worden opgestart. Dat betekent dat in dit geval geen reëel zicht op uitzetting meer bestaat. Dat brengt de rechtbank tot de conclusie dat de maatregel vanaf 16 november 2023 onrechtmatig is.
6. Het beroep is gegrond. De maatregel van bewaring was van 16 november 2023 tot de opheffing op 12 december 2023 onrechtmatig.
7. De rechtbank acht gronden aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen voor twee dagen onrechtmatige tenuitvoerlegging van de vrijheidsontnemende maatregel. Eiser komt een schadevergoeding toe van in totaal € 2700,00 (zevenentwintig dagen in het detentiecentrum à € 100,00).
8. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 2700,00 te betalen door de griffier en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. D.G. van den Berg, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.