ECLI:NL:RBDHA:2023:20510
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- S. Ketelaars - Mast
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en opleggen van een dwangsom
In deze zaak hebben eisers, [naam 3] en [naam 2], een beroep ingesteld tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid omdat deze niet tijdig heeft beslist op hun asielaanvraag van 31 december 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden op 31 juli 2022 is verstreken en dat de staatssecretaris geen verweerschrift heeft ingediend. De rechtbank heeft partijen gevraagd of een zitting nodig was, maar omdat er geen verzoek om een zitting is gedaan, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat, volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een bestuursorgaan binnen een bepaalde termijn moet beslissen op een aanvraag. In dit geval is de termijn van zes maanden overschreden en hebben eisers de staatssecretaris op 22 juni 2023 in gebreke gesteld. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet tijdig een besluit heeft genomen, waardoor het beroep gegrond is.
De rechtbank legt een rechterlijke dwangsom op aan de staatssecretaris, die verplicht is om binnen acht weken na de uitspraak een besluit op de asielaanvraag bekend te maken. Voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, moet de staatssecretaris een dwangsom van € 100,- betalen, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast veroordeelt de rechtbank de staatssecretaris tot betaling van proceskosten aan eisers, vastgesteld op € 418,50. De uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.