ECLI:NL:RBDHA:2023:20512
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- S. Ketelaars - Mast
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en oplegging van een dwangsom
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze volgens eiser niet tijdig heeft beslist op zijn asielaanvraag van 7 december 2021. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft partijen laten weten dat een zitting niet nodig is en heeft het onderzoek gesloten. Eiser heeft de aanvraag ingediend op 7 december 2021, en de wettelijke beslistermijn van zes maanden eindigde op 7 juli 2022. De staatssecretaris heeft de beslistermijn met negen maanden verlengd, wat eiser niet heeft betwist. De rechtbank concludeert dat de beslistermijn op 7 maart 2023 is verstreken en dat eiser op 11 mei 2023 de staatssecretaris in gebreke heeft gesteld. Aangezien de staatssecretaris niet tijdig een besluit heeft genomen, is het beroep gegrond verklaard.
De rechtbank legt een rechterlijke dwangsom op en bepaalt dat de staatssecretaris binnen acht weken na de uitspraak een besluit op de asielaanvraag moet nemen. De rechtbank stelt dat in gevallen waarin de bovengrens van 21 maanden is overschreden, een kortere termijn dan het 8+8-wekenmodel moet worden gegeven, maar dat de beslissing zorgvuldig moet worden genomen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris binnen acht weken een besluit kan nemen, en dat een termijn van twee weken niet passend is. Tevens wordt bepaald dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De proceskosten van eiser worden vastgesteld op € 418,50.
De rechtbank heeft de uitspraak gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, in aanwezigheid van mr. E.A. Ruiter, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.