In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 22 december 2023, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning beoordeeld. Eiser, geboren in 1980 en van Surinaamse nationaliteit, had op 17 augustus 2021 een verblijfsvergunning aangevraagd met het doel 'humanitair tijdelijk'. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat eiser geen geldige machtiging voorlopig verblijf (mvv) had. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bestreden besluit bleef ongewijzigd. De rechtbank heeft de zaak op 28 september 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat eiser niet in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste. Dit besluit is gebaseerd op een BMA-advies dat stelt dat eiser zonder medische voorzieningen kan reizen. Eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat zijn medische situatie ernstiger is dan het BMA heeft vastgesteld. De rechtbank benadrukt dat de belangenafweging, die moet plaatsvinden in het kader van artikel 8 van het EVRM, in het nadeel van eiser is uitgevallen. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiser en zijn zus, die in Nederland woont, en dat de staatssecretaris de economische belangen van de Nederlandse staat ook in de afweging heeft meegenomen.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, omdat er geen connexiteit meer is. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiser kan binnen vier weken na verzending van de uitspraak een beroepschrift indienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als hij het niet eens is met de uitspraak.