ECLI:NL:RBDHA:2023:20584

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
AWB 23/3988
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning en verzoek om voorlopige voorziening in het bestuursrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 22 december 2023, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning beoordeeld. Eiser, geboren in 1980 en van Surinaamse nationaliteit, had op 17 augustus 2021 een verblijfsvergunning aangevraagd met het doel 'humanitair tijdelijk'. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat eiser geen geldige machtiging voorlopig verblijf (mvv) had. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bestreden besluit bleef ongewijzigd. De rechtbank heeft de zaak op 28 september 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat eiser niet in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste. Dit besluit is gebaseerd op een BMA-advies dat stelt dat eiser zonder medische voorzieningen kan reizen. Eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat zijn medische situatie ernstiger is dan het BMA heeft vastgesteld. De rechtbank benadrukt dat de belangenafweging, die moet plaatsvinden in het kader van artikel 8 van het EVRM, in het nadeel van eiser is uitgevallen. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiser en zijn zus, die in Nederland woont, en dat de staatssecretaris de economische belangen van de Nederlandse staat ook in de afweging heeft meegenomen.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, omdat er geen connexiteit meer is. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiser kan binnen vier weken na verzending van de uitspraak een beroepschrift indienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als hij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 23/3988 en AWB 23/3990

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 december 2023 in de zaak tussen

[eiser/verzoeker], eiser/verzoeker (hierna: eiser)

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: drs. F.W. King),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Radema).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning en beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser.
1.1.
Verweerder heeft de aanvraag met het besluit van 17 januari 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 31 maart 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 28 september 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Ook was de zus van eiser aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ook was voor verweerder mr. [naam] aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser is geboren op [geboortedag] 1980 en heeft de Surinaamse nationaliteit. Hij heeft op 17 augustus 2021 een verblijfsvergunning met het verblijfsdoel ‘humanitair tijdelijk’ aangevraagd.
3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiser geen geldige machtiging voorlopig verblijf (mvv) heeft. Eiser komt niet in aanmerking voor een vrijstelling van het mvv-vereiste, omdat uit het BMA [1] -advies van 12 december 2022 blijkt dat eiser zonder medische voorziening kan reizen. [2] Verweerder heeft een belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM [3] gemaakt, die in het nadeel van eiser is uitgevallen. Ook op grond van de hardheidsclausule wordt eiser niet vrijgesteld van het mvv-vereiste.
W
at vindt eiser in beroep?
4. In het geval van eiser is sprake van bijzondere hardheid en onbillijke gevolgen indien hij terug moet reizen naar zijn land van herkomst om een mvv aan te vragen. Eiser kan in Suriname niet behandeld worden voor zijn medische aandoening [4] . Verweerder heeft geen deugdelijke belangenafweging gemaakt. [5] Het bestreden besluit is daarnaast in strijd met de Emancipatiewet van 1862, waaruit volgt dat de erfdragers van de slavenbevolking van Suriname een absoluut grondrecht op welzijn hebben.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank stelt voorop dat eiser in het beroepschrift volstaat met wat reeds in bezwaar is aangevoerd. In het licht daarvan beoordeelt de rechtbank de beroepsgronden.
Medische situatie
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eiser terecht niet heeft vrijgesteld van het mvv-vereiste vanwege zijn gezondheidstoestand. [6] Verweerder heeft hieraan het BMA-advies van 12 december 2022 ten grondslag gelegd. In dit advies geeft het BMA te kennen dat bij het uitblijven van de behandeling van eiseres geen medische noodsituatie op korte termijn is te verwachten, aangezien het risico op ontstaan van ernstige complicaties bij een huidinfectie klein is. Verder kan eiser volgens het BMA reizen met vliegtuig, trein, auto of boot en heeft het BMA geen aanwijzingen dat enige medische voorziening noodzakelijk is vooraf, tijdens of direct na de reis. Dat eiser stelt dat de medische situatie verder strekt dan waar het BMA van uitging, is niet onderbouwd en dit heeft verweerder dan ook geen aanleiding hoeven geven eiser vrij te stellen van het mvv-vereiste. Zo heeft de gemachtigde ter zitting gesteld dat hij zelf op google heeft onderzocht wat eiser kan hebben en kwam hij op melaatsheid/lepra uit, maar dit is niet door een arts bevestigd.
Belangenafweging
7. Uit vaste jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en de hoogste bestuursrechter volgt dat verweerder bij de belangenafweging in het kader van het door artikel 8 van het EVRM beschermde recht op eerbiediging van gezinsleven een “fair balance” moet worden gevonden tussen het belang van de vreemdeling en diens familie enerzijds en het Nederlands algemeen belang dat is gediend bij het uitvoeren van een restrictief toelatingsbeleid anderzijds. [7] De rechtbank moet beoordelen of verweerder alle relevante feiten en omstandigheden in die belangenafweging heeft betrokken. Deze maatstaf impliceert verder dat de rechter de door verweerder gemaakte belangenafweging enigszins terughoudend dient te toetsen. [8]
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de belangenafweging in het kader van het familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM niet ten onrechte in het nadeel van eiser heeft laten uitvallen. Verweerder mocht hierbij overwegen dat in het geval van eiser geen sprake is van familieleven, zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM. Verweerder heeft ter zitting aangenomen dat de zus van eiser is verhuisd naar Nederland, maar mag hierbij tegenwerpen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat daarmee sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen hem en zijn zus. [9] Ook hoefde verweerder geen familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM aan te nemen tussen eiser en zijn broer, nu deze geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft. Verweerder heeft verder ten nadele van eiser mogen meewegen dat het een eerste toelating betreft en dat niet valt in te zien waarom eiser niet terug kan naar zijn land van herkomst. Verweerder heeft daarnaast het economisch belang van de Nederlandse overheid mee mogen wegen in het nadeel van eiser.
8.1.
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder ook de belangenafweging in het kader van het privéleven in de zin van artikel 8 van het EVRM niet ten onrechte in het nadeel van eiser heeft laten uitvallen. Hierbij heeft verweerder mogen betrekken dat eiser een sterkere binding heeft met Suriname dan met Nederland. Dat eiser in de beroepsfase stukken heeft overlegd die aantonen dat hij vrijwilligerswerk bij de Voedselbank verricht, maakt dit niet anders.
8.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de gemaakte belangenafweging een ‘fair balance’ heeft gemaakt tussen enerzijds het belang van eiser en anderzijds het belang van de Nederlandse staat en deugdelijk het standpunt heeft gemotiveerd dat de belangenafweging in het nadeel van eiser valt.
9. Verweerder kan een vreemdeling vrijstellen van het mvv-vereiste als toepassing daarvan naar zijn oordeel zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. [10] Gelet op de medische situatie en de belangen van eiser, besproken onder rechtsoverweging 6, 7 en 8 van deze uitspraak, heeft verweerder geen toepassing hoeven geven aan de hardheidsclausule. Ook is het besluit niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel.
10. Het betoog dat eiser op grond van de Emancipatiewet aanspraak maakt op het recht op welzijn wordt niet gevolgd, reeds omdat uit de tekst enkel kan worden afgeleid dat eiser een recht op welzijn heeft. [11] Hieruit volgt niet dat eiser een recht op een verblijfsvergunning heeft.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond.
12. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt buiten zitting afgedaan en niet-ontvankelijk verklaard, nu er niet langer sprake is van connexiteit. [12]
13. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. T. Verschoor, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Bureau Medische Advisering.
2.Artikel 17, eerste lid onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), artikel 3.71 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) en paragraaf B1/4.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
3.Het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Eiser stelt dat hij kampt met een vleesetende bacterie die de ziekte van melaatsheid (lepra) veroorzaakt.
5.Eiser verwijst in dit kader naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 29 maart 2019, JV 2019/99.
6.Zie artikel 17, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw en hoofdstuk B1/4.1. van de Vc.
7.Onder meer uiteengezet in de uitspraken van de Afdeling van 11 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:73 en 28 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:974.
8.Zie de uitspraak van de Afdeling van 5 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:964.
9.Volgens paragraaf B7/3.8.1. van de Vc neemt verweerder enkel familie- of gezinsleven aan als bedoeld in artikel 8 van het EVRM tussen meerderjarigen als sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie.
10.Artikel 3.71, derde lid, van het Vb.
11.In de tekst van de bijbehorende Proclamatie van 3 oktober 182 staat: “Dusdoende zult Gij het mij gemakkelijk maken, de wijze bedoelingen des Konings voor Uw toekomstige welzijn ten uitvoer te leggen”.
12.Op grond van artikel 8:81 en artikel 8:83, derde lid, van de Awb.