ECLI:NL:RBDHA:2023:20651

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
27 december 2023
Zaaknummer
NL23.39114
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van de maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 december 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Algerijnse vreemdeling. De eiser, die in beroep ging tegen de maatregel van bewaring opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, stelde dat de maatregel onterecht was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring was opgelegd op basis van een concreet aanknopingspunt voor een overdracht onder de Dublinverordening en dat er een significant risico bestond dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank oordeelde dat de gronden voor de maatregel voldoende waren en dat de eiser deze niet gemotiveerd had betwist.

De rechtbank heeft ook overwogen dat de eiser had aangevoerd dat er lichter middelen beschikbaar waren dan bewaring, maar dit werd niet onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat de belangen van de staat bij het opleggen van de maatregel zwaarder wogen dan de belangen van de eiser, ondanks het feit dat de eiser niet schriftelijk in een taal die hij verstond was geïnformeerd over de redenen van de bewaring. De rechtbank oordeelde dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was en dat het beroep van de eiser ongegrond was. Het verzoek om schadevergoeding werd eveneens afgewezen. De uitspraak werd gedaan door rechter E.F. Bethlehem, met griffier S.D.C.J. Verheezen aanwezig.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.39114

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. A. Jhingoer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S.H.F. Pols).

Procesverloop

Bij besluit van 11 december 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Eiser heeft zich desgevraagd akkoord verklaard met schriftelijke afdoening van het beroep. Op 18 december 2023 heeft eiser de gronden van het beroep ingediend. Verweerder heeft op 19 december 2023 een verweerschrift ingediend. Op 20 december 2023 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Algerijnse nationaliteit te hebben.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, tweede, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd niet gemotiveerd heeft betwist. De gronden zijn voldoende om aan te nemen dat een risico op onttrekking bestaat. Deze kunnen de maatregel van bewaring dragen.
4. Eiser voert aan dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel dan bewaring dan wel aan hem een vertrektermijn moeten opleggen. Eiser beschikt niet over documenten als gevolg waarvan het traject om hem gedwongen uit te zetten zeker een paar maanden kan duren. Eiser beroept zich in dat verband op een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle van 24 februari 2023. [1] Eiser voert verder aan dat zijn zus in Frankrijk woont die hem financieel kan ondersteunen.
5. De rechtbank wijst er op dat gelet op de gronden die aan de maatregel ten grondslag liggen, het risico op onttrekking aan het toezicht is gegeven. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat niet is gebleken dat een lichter middel doeltreffend is toe te passen om dit risico te ondervangen. Dat eiser een zus heeft die in Frankrijk woonachtig is heeft hij niet onderbouwd en is onvoldoende om het risico op onttrekking weg te nemen. Het beroep van eiser op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle slaagt evenmin. Deze uitspraak gaat over de uitleg van de Terugkeerrichtlijn [2] in relatie tot de rechtelijke toetsing bij het voortduren van de maatregel van bewaring. In het geval van eiser is, gelet op de grondslag van bewaring, de Terugkeerrichtlijn niet van toepassing.
6. De Afdeling [3] heeft bij haar uitspraak van 15 november 2023 [4] uiteengezet dat uit artikel 5.3, eerste lid, derde zin, van het Vb volgt dat de informatie genoemd in die bepaling schriftelijk in een taal die de vreemdeling verstaat moet worden gegeven. De rechtbank stelt ambtshalve vast dat verweerder dat in dit geval niet heeft gedaan. Verweerder heeft bij het uitreiken van de maatregel van bewaring aan eiser namelijk geen schriftelijk stuk in een taal die hij verstaat uitgereikt waarin de toegepaste juridische en feitelijke gronden van bewaring, de rechtsmiddelen én de mogelijkheid van gratis rechtsbijstand zijn vermeld. Verweerder heeft dan ook niet voldaan aan zijn uit artikel 5.3, eerste lid, derde zin, van het Vb voortvloeiende informatieplicht.
7. Het niet voldoen aan de informatieplicht maakt de maatregel van bewaring echter pas onrechtmatig als de met de bewaring te dienen belangen niet in redelijke verhouding staan tot de ernst van het gebrek en de daardoor geschonden belangen.
8. De te maken belangenafweging valt in dit geval in het voordeel van verweerder uit.
Dat eiser niet schriftelijk in een taal die hij verstaat op de hoogte is gesteld van de redenen van bewaring, betekent niet dat hij niet wist waarom hij in bewaring is gesteld. Tijdens het gehoor voorafgaand aan de inbewaringstelling is met behulp van een tolk met eiser gesproken over de redenen waarom hij mogelijk in bewaring zal worden gesteld. Verder is eiser op de hoogte gesteld van de mogelijkheid van het aanwenden van een rechtsmiddel en het verkrijgen van kosteloze rechtsbijstand. Eiser heeft ook kort na de oplegging van de maatregel, met behulp van een rechtsbijstandverlener, beroep ingesteld tegen de maatregel. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat eiser in zijn belangen is geschaad.
9. Hiertegenover staat dat het belang van verweerder bij het opleggen van de maatregel van bewaring. De rechtbank stelt ambtshalve vast dat een onttrekkingsrisico is gegeven, gelet op de aan de maatregel ten grondslag gelegde zware en lichte gronden. Dit maakt dat het belang van verweerder zwaar weegt. Er is dan ook geen sprake van dat de met de bewaring te dienen belangen niet in redelijke verhouding staan tot de ernst van het gebrek en de daardoor geschonden belangen.
10. De rechtbank ziet ook overigens geen aanleiding voor het oordeel dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is.
11. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

2.Richtlijn 2008/115/EG.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.