ECLI:NL:RBDHA:2023:20722

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
28 december 2023
Zaaknummer
NL23.30554 en NL23.30555
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvragen en voorlopige voorzieningen in het kader van Dublin-regelgeving met betrekking tot Kroatië

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 15 november 2023, met zaaknummers NL23.30554 en NL23.30555, wordt het beroep van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen voor verblijfsvergunningen asiel beoordeeld. De voorzieningenrechter behandelt tevens het verzoek om een voorlopige voorziening. Eisers, van Egyptische nationaliteit, hebben hun aanvragen ingediend, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze niet in behandeling genomen, met als argument dat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van hun asielverzoeken.

Eisers stellen dat Kroatië zich schuldig maakt aan pushbacks en dat de informatie van de Kroatische autoriteiten onbetrouwbaar is. Ze verwijzen naar eerdere uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en de rechtbank Den Haag, waarin de situatie van asielzoekers in Kroatië aan de orde is gesteld. De rechtbank oordeelt dat eisers niet hebben aangetoond dat Kroatië niet voldoet aan zijn verplichtingen onder het Unierecht en mensenrechtenverdragen. De rechtbank bevestigt dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is en dat er geen recent bewijs is dat Dublinclaimanten in Kroatië te maken hebben met pushbacks.

De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eisers niet slagen en verklaart het beroep kennelijk ongegrond. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en biedt inzicht in de toepassing van het Dublin-systeem en de verantwoordelijkheden van lidstaten in asielzaken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.30554 en NL23.30555
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiseres/verzoekster], V-nummer: [v-nummer 1], eiseres/verzoekster (hierna:eiseres)

mede namens haar minderjarige kind:
[naam], V-nummer [v-nummer 2]
(gemachtigde: mr. M.M. Volwerk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het niet in
behandeling nemen van hun aanvragen tot het verlenen van verblijfsvergunningen asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter beoordeelt in deze uitspraak het verzoek om een
voorlopige voorziening van eisers. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit
van 19 september 2023 niet in behandeling genomen [1] .

Beoordeling door de rechtbank

Geen zitting
2. De rechtbank houdt in deze zaak geen zitting. Het beroep is namelijk kennelijk
ongegrond. [2] Hieronder legt de rechtbank dit uit.
Waar gaat deze zaak over?
3. Eisers stellen de Egyptische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedag 1] 1995 en [geboortedag 2] 2021. Verweerder heeft de asielaanvraag van eisers niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling daarvan.
Wat vinden eisers in beroep?
4. Eisers stellen allereerst dat Kroatië zich schuldig maakt aan pushbacks en dat de informatie van de Kroatische autoriteiten omtrent de behandeling van asielzoekers en asielverzoeken onbetrouwbaar is, ter onderbouwing verwijzen eisers naar de EHRM [3] uitspraak M.H. e.a. tegen Kroatië [4] en de uitspraak van rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem van 25 augustus 2023 [5] . Eisers zijn van mening dat de landeninformatie [6] waar zij naar hebben verwezen in de zienswijze van recentere datum is dan de Afdelingsuitspraak van 13 september 2023 [7] . Uit deze informatie blijkt dat mensen die ver van het grensgebied worden aangetroffen ook te maken krijgen met pushbacks. De beoordeling of sprake is van structurele tekortkomingen zou niet alleen moeten plaatsvinden op basis van rapportages van de Kroatische autoriteiten. De mogelijkheid om een asielverzoek te doen moet worden geboden en daar houden de Kroatische autoriteiten zich niet aan. Voorts is de slechte behandeling van vreemdelingen in Kroatië reden voor eisers om zich daar niet veilig te voelen. Eiseres heeft de zorg voor een klein kind en is om die reden kwetsbaar. Ten slotte is de situatie in Kroatië vergelijkbaar met die in Polen ten aanzien van pushbacks. De prejudiciële vragen [8] die gesteld zijn aan het Hof van Justitie over de deelbaarheid, reikwijdte en strekking van het interstatelijke vertrouwensbeginsel ten aanzien van Polen zijn ook relevant in deze zaak, het beroep moet worden aangehouden en eisers mogen niet worden overgedragen tot deze vragen beantwoord zijn.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. In Dublinzaken geldt het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit houdt in dat verweerder er als uitgangspunt op mag vertrouwen dat andere lidstaten zich houden aan hun verplichtingen uit het Unierecht en mensenrechtenverdragen. Het ligt daarom op de weg van eisers om aannemelijk te maken dat Kroatië dit niet doet.
5.1
Naar het oordeel van de rechtbank zijn eisers hierin niet geslaagd. De hoogste bestuursrechter heeft in de uitspraak van 13 september 2023 bevestigd dat er, ten aanzien van Kroatië nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. In de beslisnota is geconcludeerd dat de Kroatische autoriteiten Dublinclaimanten die de staatssecretaris aan Kroatië overdraagt, opvangen en toelaten tot de asielprocedure. [9] Volgens de hoogste bestuursrechter heeft verweerder met het onderzoek naar de actuele situatie voor Dublinclaimanten in Kroatië de twijfel weggenomen of hij nog mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Verder is van belang dat de hoogste bestuursrechter de prejudiciële vragen die gesteld zijn aan het Hof van Justitie, die door eisers zijn aangehaald, heeft meegenomen in haar overweging en dat zij tot de conclusie is gekomen dat er geen concreet bewijs is dat Dublinclaimanten op dit moment te maken hebben met pushbacks in Kroatië. De situatie zoals die werd beschreven in het arrest M.H. e.a. tegen Kroatië dateert van 18 november 2021 en is minder recent dan de Afdelingsuitspraak van 13 september 2023. De rechtbank ziet ook in wat eisers verder nog hebben aangevoerd geen aanleiding om van deze uitspraak af te wijken.
6. Uit de landeninformatie waar eiser op heeft gewezen volgt weliswaar dat de situatie voor Dublinclaimanten in Kroatië lastig kan zijn, maar hieruit volgt geen wezenlijk ander beeld van de situatie in Kroatië dan de informatie die in de Afdelingsuitspraak is betrokken. Er zijn in Kroatië diverse opvanglocaties voor kwetsbare en niet kwetsbare vreemdelingen. Bovendien heeft Kroatië met het claimakkoord gegarandeerd om eisers verzoeken om internationale bescherming in behandeling te nemen, met inachtneming van de verschillende Europese richtlijnen. Daarbij komt dat als eisers menen dat Kroatië handelt in strijd met Europese richtlijnen, zij hierover een klacht kunnen indienen bij de Kroatische autoriteiten. Niet is gebleken dat de Kroatische autoriteiten eisers niet willen helpen of dat klagen onmogelijk of bij voorbaat zinloos is.

Conclusie en gevolgen

7. De beroepsgronden slagen niet. De rechtbank twijfelt hier niet over. Daarom is het
beroep kennelijk ongegrond.
8. Nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van connexiteit [10] ,
wordt het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard.
9. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek tot het treffen van een voorlopige
voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van J. Dommerholt, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak op het beroep, kunt u een brief sturen naar de
rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U
moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is
verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw
verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden. Tegen de uitspraak
op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Zie artikel 8:54, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrechter (Awb).
3.Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
4.Zie de uitspraak van 18 november 2021, ECLI:CE:ECHR:2021:1118JUD001567018.
5.ECLI:RBDHA:2023:15093.
6.Zie rapportages te vinden op de website van het Border Violence Monitoring Network (
8.Uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Den Bosch van 15 juni 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:5724.
9.Zie de beslisnota van 21 december 2022, kenmerk 4392657, bij de brief aan de Tweede Kamer van 20 januari 2023, kamerstukken 19637, nr. 3061.
10.Op grond van artikel 8:81 en 8:83, derde lid, van de Awb.