ECLI:NL:RBDHA:2023:20860

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
3 januari 2024
Zaaknummer
NL23.39031
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtmatigheid van de voortduren van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 22 december 2023, wordt het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring beoordeeld. Deze maatregel is opgelegd op 22 maart 2023 en is sindsdien meerdere keren getoetst. De rechtbank heeft op 19 december 2023 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris, aanwezig waren via een beeldverbinding. De rechtbank concludeert dat het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is. Eiser had eerder een asielprocedure die hij na zes dagen introk, en de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de belangenafweging correct heeft uitgevoerd. Eiser's argumenten dat de belangenafweging onjuist is, worden verworpen. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris voldoende inspanningen heeft geleverd om de terugkeer van eiser naar Marokko te faciliteren, en dat er geen reden is om aan te nemen dat de maatregel onrechtmatig is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.39031

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 december 2023 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. F. Fonville),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. G.J. Westendorp).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) en het verzoek om schadevergoeding. Deze maatregel is opgelegd op 22 maart 2023.
1.1.
De rechtbank heeft deze maatregel van bewaring al eerder getoetst. Op het eerste beroep is beslist bij uitspraak van 6 april 2023. [1] Op het eerste vervolgberoep is beslist bij uitspraak van 29 juni 2023. [2] Op het tweede vervolgberoep is beslist bij uitspraak van
24 augustus 2023. [3] Op het beroep tegen het verlengingsbesluit is beslist bij uitspraak van
9 oktober 2023. [4] Op het daaropvolgende vervolgberoep is beslist bij uitspraak van
21 november 2023. [5]
1.2.
De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 19 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en zijn gemachtigde, via een beeldverbinding, en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt daarom of het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond. Het voortduren van de maatregel van bewaring is niet onrechtmatig. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
4. Als de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 of bij de afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, dan verklaart zij het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. [6]
5. Uit de uitspraak van 21 november 2023 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 14 november 2023) van de bewaring rechtmatig is.
Is het voortduren van de maatregel van bewaring onrechtmatig?
6. Eiser voert aan dat de voortduring van de maatregel onrechtmatig is, omdat de belangenafweging van 13 december 2023 onjuist is. Eiser stelt dat hem niet mag worden aangerekend dat hij een asielprocedure heeft gehad. Deze asielprocedure vond namelijk plaats voorafgaand aan de inbewaringstelling. Bovendien had hij hiermee niet voor ogen om de uitzetting te vertragen omdat hij de asielaanvraag na zes dagen weer heeft ingetrokken. De motivering is dus onjuist en is na negen maanden bewaring geen argument meer voor het voortduren van de maatregel. Verder staat in de belangenafweging van 13 december 2023 dat eiser “vandaag zes maanden in vreemdelingenbewaring” zit. Dat is onjuist, aangezien eiser al negen maanden in bewaring zit. Dat eiser geen medewerking verleent aan de vaststelling van zijn identiteit en nationaliteit kan de voortzetting van de maatregel na negen maanden onvoldoende dragen. Tot slot voert eiser aan dat, ondanks dat zijn identiteit en nationaliteit zijn bevestigd op 13 december 2023, het er niet op lijkt dat binnen korte termijn een laissez-passer wordt afgegeven. De belangenafweging moet daarom in eisers voordeel uitvallen.
6.1.
De beroepsgrond van eiser slaagt niet. Omdat de volledige aaneengesloten periode van vrijheidsontneming meeweegt in de belangenafweging, mag de staatssecretaris wel meewegen dat eiser voorafgaand aan de huidige maatregel een kennelijk kansloze asielprocedure heeft ingediend. Verder verwijst de voortgangsrapportage naar de verzwaarde belangenafweging in het verlengingsbesluit van 14 september 2023. Vermoedelijk om die reden is abusievelijk vermeld dat eiser zes maanden in bewaring zit. De rechtbank merkt dit aan als een kennelijke verschrijving. Bij de belangenafweging is namelijk uitdrukkelijk vermeld dat deze op 13 december 2023 is gemaakt en is recente informatie betrokken. Er is daarom geen sprake van een ondeugdelijke motivering.
6.1.1.
De conclusie dat eiser niets heeft gedaan om aan documenten te komen en meermaals heeft verklaard niet te zullen meewerken aan terugkeer, is nog steeds aan de orde. De staatssecretaris heeft daaraan toegevoegd dat eiser ook daarna niets heeft ondernomen om zijn terugkeer naar Marokko mogelijk te maken, onder verwijzing naar het vertrekgesprek van 14 november 2023. In dat vertrekgesprek verklaart eiser dat hij niets heeft ondernomen omdat hij geen documenten heeft omdat hij vindt dat dit de taak van de DT&V en het consulaat is en dat hij, als hij wel wordt uitgezet, wil trouwen met zijn vriendin die verblijft in Frankrijk en wenst een legaal bestaan op te bouwen in Europa. De rechtbank overweegt dat deze afwachtende houding weliswaar niet eindeloos het voortduren van de maatregel rechtvaardigt, maar dat alsnog geen sprake is van de situatie dat de belangenafweging in het voordeel van eiser moet uitvallen.
6.1.2.
Verder is van belang dat de staatssecretaris verhoogde aandacht voor eisers zaak vraagt. Uit de voortgangsrapportage blijkt namelijk dat de staatssecretaris meermaals de zaak van eiser op individueel niveau onder de aandacht van de Marokkaanse autoriteiten heeft gebracht, waarvan de laatste keer op 16 november 2023 was. Ook is er op
12 december 2023 nogmaals algemeen gerappelleerd. Uit de voortgangsrapportage is af te leiden dat de Marokkaanse autoriteiten op 13 december 2023 eisers nationaliteit hebben bevestigd. Naar aanleiding van de nationaliteitsbevestiging heeft de staatssecretaris de Marokkaanse autoriteiten op 15 december 2023 schriftelijk verzocht om een laissez-passer voor eiser af te geven. De staatssecretaris is in afwachting van een antwoord van de vertegenwoordiging. Niet is gebleken dat de Marokkaanse autoriteiten te kennen hebben gegeven dat voor eiser geen laissez-passer zal worden afgegeven. De staatssecretaris heeft op zitting toegelicht dat de inbewaringstelling niet langer zal duren dan tien maanden. Dit brengt de staatssecretaris tot het oordeel dat de uitkomst van deze inzet van de staatssecretaris nog enige tijd mag worden afgewacht. De hiervoor genoemde omstandigheden maken dat aan het belang van de staatssecretaris bij voortduring van de maatregel meer gewicht toekomt dan aan het belang van eiser bij invrijheidsstelling.
6.1.3.
Dit betekent dat de belangenafweging in stand blijft en het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?7. Los van de door eiser aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [7]

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de inbewaringstelling van eiser rechtmatig is en de staatssecretaris geen schadevergoeding aan eiser hoeft te betalen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van
mr.S.M. Hampsink, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 6 april 2023, zaaknummer: NL23.8850 (niet gepubliceerd).
2.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 29 juni 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:9444.
3.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 24 augustus 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:12713.
4.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 9 oktober 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:16555.
5.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 21 november 2023, zaaknummer: NL23.35407 (niet gepubliceerd).
6.Dat staat in artikel 96, derde lid, van de Vw 2000.
7.Vergelijk de uitspraak van de ABRvS van 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.