ECLI:NL:RBDHA:2023:21069
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-beschikking en aanslag onroerende-zaakbelastingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 mei 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de WOZ-beschikking en de daarop gebaseerde aanslag onroerende-zaakbelastingen van de gemeente Rijswijk. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde G. Gieben, heeft bezwaar gemaakt tegen de beschikking van 26 februari 2021, waarin de waarde van zijn woning op € 437.000 is vastgesteld. Eiser betwist deze waarde en stelt dat de waarde van zijn woning op € 408.000 moet worden vastgesteld. Hij voert aan dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de onderlinge verschillen tussen zijn woning en de vergelijkingsobjecten en dat de indexering van de transactiecijfers niet inzichtelijk is gemaakt. Tijdens de zitting op 12 mei 2023 heeft eiser zijn stelling over het ontbreken van taxatiekaarten ingetrokken.
Verweerder, de heffingsambtenaar van de gemeente Rijswijk, heeft ter onderbouwing van de vastgestelde waarde een taxatieverslag en een matrix overgelegd. De rechtbank oordeelt dat verweerder met deze stukken voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank heeft de vergelijkingsobjecten die door verweerder zijn gebruikt, als goed vergelijkbaar beoordeeld en heeft vastgesteld dat de gehanteerde indexeringspercentages afdoende zijn onderbouwd. Eiser's argumenten zijn door de rechtbank verworpen, en het beroep is ongegrond verklaard.
Daarnaast heeft eiser verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn met zes weken, maar heeft geoordeeld dat er geen aanleiding is om een vergoeding toe te kennen, aangezien deze vergoeding aan de gemachtigde toekomt en niet aan eiser zelf. De rechtbank heeft ook geen proceskostenveroordeling opgelegd.