In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 25 oktober 2023, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld van een asielzoeker die een tewerkstellingsvergunning heeft aangevraagd. De werkgever van verzoeker had eerder een vergunning verkregen voor de periode van 17 juli 2023 tot 31 december 2023, maar de aanvraag voor verlenging werd door de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen afgewezen op 5 oktober 2023. Verzoeker maakte bezwaar tegen deze afwijzing en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek kennelijk gegrond is en besluit zonder zitting. De rechtbank heeft in eerdere vergelijkbare zaken de 24-wekentermijn voor asielzoekers onverbindend verklaard, omdat deze termijn de toegang tot de arbeidsmarkt zonder rechtvaardiging beperkt, wat in strijd is met de Opvangrichtlijn. De voorzieningenrechter concludeert dat het bezwaar van verzoeker een redelijke kans van slagen heeft en wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe. Dit betekent dat verzoeker vanaf 31 december 2023 wordt behandeld alsof zijn werkgever in het bezit is van een tewerkstellingsvergunning, tot de beslissing op het bezwaar.
Daarnaast wordt verweerder opgedragen het door verzoeker betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.