ECLI:NL:RBDHA:2023:21326

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
16 januari 2024
Zaaknummer
23/1742
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing urgentieverklaring op basis van weigeringsgronden Huisvestingsverordening Den Haag

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een urgentieverklaring. Eiser, die op medische gronden een urgentieverklaring heeft aangevraagd, woont bij zijn vader en heeft te maken met psychische klachten als gevolg van een ernstig arbeidsongeval. De aanvraag is door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag afgewezen op basis van de Huisvestingsverordening, omdat eiser niet in een zelfstandige woning woont en niet voldoende heeft gedaan om zijn woonprobleem op te lossen. De rechtbank heeft het beroep op 12 september 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren.

De rechtbank stelt vast dat verweerder bij het toekennen van een urgentieverklaring beslissingsruimte heeft en dat de afwijzing van de aanvraag terecht is, omdat eiser niet voldoet aan de voorwaarden van de Huisvestingsverordening. De rechtbank oordeelt dat de persoonlijke en medische omstandigheden van eiser weliswaar meegewogen kunnen worden, maar dat dit niet leidt tot een andere uitkomst, omdat de weigeringsgronden van toepassing zijn. Eiser heeft niet aangetoond dat er bijzondere omstandigheden zijn die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en het besluit tot afwijzing van de urgentieverklaring in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/1742

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 november 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. J. Verheij),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. M.R. Prins).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een urgentieverklaring.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 16 september 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 25 januari 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 12 september 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en zijn vader, de gemachtigde van eiser, en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser woont in bij zijn vader en heeft op medische gronden een urgentieverklaring aangevraagd. Eiser heeft deze aanvraag gedaan omdat hij als gevolg van een ernstig arbeidsongeval lijdt aan een trauma en PTSS. Hij woont in de buurt waar het arbeidsongeval heeft plaatsgevonden en waar ook oud-collega’s wonen. Daardoor wordt eiser steeds met het arbeidsongeval geconfronteerd. Dat heeft een negatieve invloed op zijn psychische gesteldheid en staat volgens eiser in de weg aan zijn herstel.
2.1.
Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat ten minste twee algemene weigeringsgronden van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019 (de Huisvestingsverordening) van toepassing zijn. Zo woont eiser niet in een zelfstandige woning [1] en heeft eiser er volgens verweerder niet alles aan gedaan om zelf het woonprobleem op te lossen [2] .
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser vindt dat verweerder de aanvraag niet had mogen afwijzen. Zolang eiser niet kan verhuizen, kan hij zijn psychische klachten niet laten behandelen. De voortdurende confrontatie met het arbeidsongeval staat daaraan in de weg. Verweerder had dit moeten onderkennen en de aanvraag niet mogen afwijzen op basis van algemene weigeringsgronden. Het is aan verweerder om onderzoek te verrichten naar de medische en psychische gesteldheid van eiser. Door dit na te laten heeft verweerder in strijd gehandeld met het zorgvuldigheidsbeginsel. Verweerder had toepassing moeten geven aan de hardheidsclausule. Het afwijzende besluit heeft onevenredige gevolgen voor eiser.
Wat zijn de regels?
4. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank stelt voorop dat verweerder bij het toekennen van een urgentieverklaring beslissingsruimte toekomt. Daarom moet de rechtbank het bestreden besluit terughoudend toetsen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft geoordeeld dat een restrictief beleid met betrekking tot urgentieverklaringen niet onredelijk is, gelet op het grote aantal aanvragen voor een urgentieverklaring en het in verhouding daarmee geringe aantal woningen dat beschikbaar is. [3]
5.1.
Bij het verlenen van urgentieverklaringen is verweerder gehouden aan de weigeringsgronden van het in de Huisvestingsverordening opgenomen beoordelingssysteem. Om in aanmerking te kunnen komen voor een urgentieverklaring moet aan alle daarvoor geldende voorwaarden uit de Huisvestingsverordening worden voldaan. Eerst moet worden nagegaan of geen sprake is van zogenoemde algemene weigeringsgronden. Deze algemene weigeringsgronden staan in artikel 4:5 van de Huisvestingsverordening. Als sprake is van één of meer van de algemene weigeringsgronden komt de aanvrager niet in aanmerking voor een urgentieverklaring en wordt niet toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling. [4]
5.2.
Vast staat dat eiser niet beschikt over een zelfstandige woning. Verweerder is daarom terecht tot de conclusie gekomen dat de weigeringsgrond van artikel 4:5, aanhef en onder l, van de Huisvestingsverordening van toepassing is. Gelet op deze algemene weigeringsgrond heeft verweerder de aanvraag mogen afwijzen, zonder toe te komen aan een inhoudelijke beoordeling. Omdat één algemene weigeringsgrond al voldoende is om de urgentieverklaring te weigeren, hoeven de andere algemene weigeringsgronden die verweerder aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegd en de daartegen gerichte beroepsgronden niet te worden besproken. [5]
5.3.
Het voorgaande betekent niet dat de persoonlijke en medische omstandigheden van eiser geen rol kunnen spelen bij de beoordeling van de aanvraag. Wel leidt het in de Huisvestingsverordening opgenomen beoordelingssysteem ertoe dat deze omstandigheden alleen door verweerder kunnen worden meegewogen in het kader van de vraag of er aanleiding is om met toepassing van de hardheidsclausule af te wijken van de Huisvestingsverordening.
Het beroep van eiser op de hardheidsclausule
6. Bij het al dan niet toepassen van een hardheidsclausule heeft verweerder beoordelingsruimte. [6] Het gebruik van deze ruimte moet door de rechter terughoudend worden getoetst. Een beroep op de hardheidsclausule kan slechts slagen indien eiser aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die toepassing van de hardheidsclausule noodzakelijk maken.
6.1.
Verweerder voert het zeer terughoudende beleid dat toepassing van de hardheidsclausule alleen is bedoeld voor uitzonderlijke en schrijnende gevallen. Dat is ingegeven door het tekort aan sociale huurwoningen en de vele woningzoekenden in de regio Haaglanden, die vaak al vele jaren als woningzoekende zijn ingeschreven.
6.2.
Het ligt op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat er bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven voor toepassing van de hardheidsclausule. [7] De rechtbank volgt verweerder erin dat eiser hier niet in is geslaagd. Dat (verdere) behandeling alleen mogelijk is na een verhuizing, blijkt onvoldoende uit het door eiser overgelegde eindverslag van de psychologenpraktijk van 11 mei 2022. Zo wordt in het verslag opgemerkt dat eiser terug kan komen in behandeling, als hij dat nodig acht. Ook wordt daarin gewezen op de omstandigheid dat de depressieve klachten voorop zijn komen te staan en dat sprake is van frustratie bij het uitvoeren van huiswerkopdrachten.
6.3.
Anders dan eiser betoogt, volgt uit het feit dat verweerder de woonsituatie van eiser heeft vergeleken met die van andere woningzoekenden niet dat een onjuiste of onvolledige belangenafweging is gemaakt. Dat de belangen van andere woningzoekenden van betekenis zijn voor de te maken afweging, volgt uit het in de hardheidsclausule tot uitdrukking komende belang van bestrijding van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste van woonruimte. De beoordeling van verweerder is daarbij niet beperkt geweest tot een vergelijking met andere woningzoekenden. Zo heeft verweerder onder meer meegewogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat verhuizing de enige oplossing is voor zijn medische problemen. De rechtbank ziet daarom ook geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid of dat het onevenredig zou zijn tegenover eiser.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het besluit tot afwijzing van de urgentieverklaring in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.H. van den Ende, rechter, in aanwezigheid van mr. D.C. van Genderen, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
16 november 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Huisvestingsverordening Den Haag 2019
Artikel 4:5 Algemene weigeringsgronden urgentieverklaring
Burgemeester en wethouders weigeren de urgentieverklaring indien naar hun oordeel sprake is van één of meerdere van de volgende omstandigheden:
(…)
l. de aanvrager woont in een onderkomen dat formeel geen zelfstandige woonruimte is, tenzij de aanvraag wordt gedaan op grond van artikel 4:6, eerste lid, onder a;
Artikel 7:3 Hardheidsclausule
Burgemeester en wethouders kunnen een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing ervan gelet op het belang van de bestrijding van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.
Beleidsregel urgentieverklaringen Den Haag 2019
Artikel 2.1.12 Nadere uitwerking afwijzingsgrond artikel 4:5, onder l, van de verordening
Een woningzoekende kan niet in een urgentiecategorie worden ingedeeld, indien de aanvrager woont in een onderkomen dat formeel geen zelfstandige woonruimte is, tenzij de aanvraag wordt gedaan op grond van artikel 4:6, eerste lid, onder a van de verordening (mantelzorg en blijf-van-mijn-lijf-huis) óf plaatsvindt op grond van een overeenkomst tussen de afdeling Wonen en de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Dit geldt in ieder geval voor:|
a. een woningzoekende die inwonend is;
(…)

Voetnoten

1.Artikel 4:5, aanhef en onder l, van de Huisvestingsverordening in samenhang met artikel 2.1.12 aanhef en onder a, van de Beleidsregel urgentieverklaringen Den Haag 2019 (de Beleidsregel).
2.Artikel 4:5, aanhef en onder c, van de Huisvestingsverordening.
3.Uitspraak van de Afdeling van 8 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1584.
4.Uitspraak van de Afdeling van 23 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:857.
5.Uitspraak van de Afdeling van 23 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3397.
6.Uitspraak van de Afdeling van 3 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:231.
7.Uitspraak van de Afdeling van 24 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:616.