ECLI:NL:RBDHA:2023:21424
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 september 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoeker, die in beroep was gegaan tegen het niet tijdig beslissen van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn aanvraag. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. D. van Elp, heeft op 11 juli 2023 beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig op zijn aanvraag had beslist. Na een beslissing van verweerder op 28 juli 2023 heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder niet heeft gereageerd op het verzoek om proceskostenvergoeding, wat wordt geïnterpreteerd als geen bezwaar tegen de vergoeding.
De rechtbank heeft overwogen dat, gezien de omstandigheden van de zaak, het niet nodig was om partijen uit te nodigen voor een zitting. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 209,25, rekening houdend met de wegingsfactor van 0,25, omdat de zaak van zeer licht gewicht was. De rechtbank heeft ook het verzoek van verzoeker om vrijstelling van het griffierecht toegewezen, waardoor verweerder niet verplicht was om het griffierecht te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en verzoeker is geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen de uitspraak.