ECLI:NL:RBDHA:2023:21639

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
25 januari 2024
Zaaknummer
23/723
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de inhouding op het ouderdomspensioen op grond van de AOW in verband met derdenbeslag

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 20 december 2023, wordt het beroep van eiser tegen de inhouding van € 524,07 op zijn ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) beoordeeld. Eiser, die zijn ouderdomspensioen ontvangt, is in bezwaar gegaan tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) dat deze inhouding rechtvaardigde. De rechtbank heeft de zaak op 8 november 2023 behandeld, waarbij eiser aanwezig was en de Svb vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde, J.Y. van den Berg.

De rechtbank stelt vast dat LAVG Gerechtsdeurwaarders in november 2021 loonbeslag heeft gelegd op het ouderdomspensioen van eiser. Dit leidde tot een maandelijkse inhouding van € 524,07, waardoor eiser een netto bedrag van € 409,45 per maand overhield. Eiser betwist de hoogte van de inhouding en stelt dat LAVG te veel heeft ontvangen. Hij is van mening dat de Svb de belangen van de schuldeiser boven die van de burger plaatst en dat de inhouding niet had mogen plaatsvinden.

De rechtbank oordeelt dat de Svb verplicht is om het gelegde beslag uit te voeren en dat de rechtmatigheid van het beslag niet ter beoordeling staat in deze procedure. De rechtbank concludeert dat de Svb correct heeft gehandeld en dat het beroep van eiser ongegrond is. Eiser krijgt zijn griffierecht niet terug en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/723

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 december 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb), verweerder

(gemachtigde: J.Y. van den Berg).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de inhouding van een bedrag van € 524,07 op zijn ouderdomspensioen op grond van de AOW. [1]
De rechtbank heeft het beroep op 8 november 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiser ontvangt een ouderdomspensioen op grond van de AOW. LAVG Gerechtsdeurwaarders (LAVG) heeft in november 2021 loonbeslag gelegd op het ouderdomspensioen van eiser. Op 14 oktober 2022 heeft LAVG verweerder geïnformeerd dat de beslagvrije voet is gewijzigd. Bij het besluit van 21 oktober 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser medegedeeld dat vanaf november 2022 daarom elke maand een bedrag van € 524,07 wordt ingehouden op zijn ouderdomspensioen. Dit betekent dat hij vanaf dat moment een bedrag van € 409,45 netto per maand aan ouderdomspensioen zal ontvangen. Eiser is tegen het primaire besluit in bezwaar gegaan. Bij het besluit van 12 december 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd.
2. Eiser voert aan dat een te hoog bedrag is ingehouden op zijn ouderdomspensioen, als gevolg waarvan LAVG een bedrag van € 1.767,30 teveel heeft ontvangen. In zijn aanvullend beroepschrift noemt eiser een bedrag van € 2.090,15. Eiser voert aan dat verweerder alleen de belangen van de schuldeiser behartigt en de belangen van de burger onvoldoende in acht neemt. Eiser betoogt dat LAVG heimelijke verhogingen doorvoert waardoor zijn schuld iedere keer verandert. Volgens eiser had verweerder de inhouding niet moeten toelaten.
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het beslag op een juiste manier is uitgevoerd. Volgens verweerder is hij verplicht om het gelegde beslag uit te voeren. Verder is alleen de burgerlijke rechter bevoegd om te oordelen of er juist beslag is gelegd op het ouderdomspensioen van eiser.
4.1
Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep volgt dat bezwaren over een beslag kunnen worden voorgelegd aan de burgerlijke rechter en dat het niet op de weg van verweerder, als derdenbeslagene, ligt om de geldigheid van het beslag te beoordelen. [2] De bestuursrechter mag daarover ook niet oordelen. Bij de beoordeling van een betalingsbeslissing als in dit geding aan de orde, moet het gelegde beslag als een gegeven worden aanvaard. De rechtbank moet zijn toetsing daarom beperken tot het beantwoorden van de vraag of verweerder bij het nemen van zijn beslissing, is gebleven binnen het kader van het beslag.
4.2
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder een juiste toepassing gegeven aan de in overweging 4.1 genoemde rechtspraak. De beroepsgrond dat het derdenbeslag onrechtmatig en te hoog is, kan gelet op het voorgaande niet slagen. De rechtmatigheid van het beslag staat namelijk niet in deze procedure ter beoordeling. Eiser heeft verder niets aangevoerd tegen de wijze van beslaglegging, alleen tegen de beslaglegging zelf.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt.
6. Eiser krijgt zijn griffierecht niet terug. Voor een proceskostenveroordeling ziet de rechtbank evenmin aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van der Ven, rechter, in aanwezigheid van mr. I. Ince, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Algemene Ouderdomswet.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 22 april 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1077, r.o. 4.1, of de uitspraak van de CRvB van 25 september 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3578, r.o. 4.3.