In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. T. Bruinsma, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat er niet tijdig is beslist op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiseres heeft haar aanvraag op 16 mei 2022 ingediend, en volgens de geldende regelgeving moest er binnen zes maanden een besluit genomen worden. Echter, door een wijziging in de regelgeving op 27 september 2022, zijn de beslistermijnen voor asielaanvragen verlengd met negen maanden. Eiseres heeft verweerder op 13 september 2023 in gebreke gesteld, maar er is geen besluit genomen binnen de gestelde termijn.
De rechtbank heeft besloten dat het niet tijdig beslissen door verweerder kennelijk gegrond is. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de asielaanvraag. Indien verweerder deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast is verweerder veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 209,25.
De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman en is openbaar gemaakt op 1 november 2023. De rechtbank heeft de uitspraak als volgt samengevat: het beroep is gegrond, het niet tijdig nemen van een besluit is vernietigd, en er is een termijn en dwangsom opgelegd aan verweerder.