ECLI:NL:RBDHA:2023:21718

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
31 januari 2024
Zaaknummer
NL23.27852
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 1 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep dat eiser heeft ingediend tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, maar verweerder had niet tijdig op deze aanvraag beslist. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen geen zitting nodig achtten en het onderzoek heeft gesloten zonder verdere behandeling op een zitting.

De rechtbank heeft overwogen dat als een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de betrokkene eerst een ingebrekestelling moet indienen. Eiser betwistte dat de beslistermijn geldig was verlengd door verweerder met het besluit WBV 2022/22. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de beslistermijn met negen maanden is verlengd op basis van WBV 2023/3, en dat de ingebrekestelling van eiser te vroeg was ingediend. Hierdoor was niet voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van beroep op grond van het niet tijdig beslissen.

De rechtbank heeft het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 1 november 2023.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.27852
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V nummer]

(gemachtigde: mr. E.R. Coene), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2
3. Sinds 27 september 2022 is het besluit met kenmerk WBV 2022/22 van kracht.3 Dit besluit heeft tot gevolg dat de beslistermijnen van asielaanvragen die op 27 september 2022 nog niet waren verstreken met negen maanden zijn verlengd. Dit geldt ook voor asielaanvragen die zijn ingediend vóór 1 januari 2023. Met de publicatie van WBV 2023/34 geldt de verlenging van de belsistermijn met negen maanden ook voor asielaanvragen die vanaf 1 januari 2023 tot uiterlijk 1 januari 2024 zijn ingediend.
1. Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Dit volgt uit artikel 6:2 en 6:12 van de Awb.
3 Staatscourant van 26 september 2022, nr. 25755.
4 Staatcourant van 8 februari 2023, nr. 3235
4. Eiser betwist dat zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. Eiser vindt daarom dat verweerder met WBV 2022/22 de beslistermijn niet geldig heeft verlengd. Eiser betwist daarmee naar de rechtbank begrijpt ook de rechtsgeldigheid van WBV 2023/3 en stelt zich op het standpunt dat hij verweerder niet prematuur in gebreke heeft gesteld. Eiser verzoekt de rechtbank het beroep gegrond te verklaren, verweerder op te dragen alsnog een besluit te nemen en hier een rechterlijke dwangsom aan te verbinden.
5. De rechtbank volgt dit standpunt niet. De rechtbank verwijst voor de motivering naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 24 maart 2023.5 Hierin heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat ten tijde van de inwerkingtreding van WBV 2022/22 sprake was van een situatie als bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. Dit geldt ook voor de beslistermijn die wordt verlengd onder WBV 2023/3. Eiser heeft op 18 februari 2023 zijn asielaanvraag ingediend. De asielaanvraag van eiser valt dus onder het toepassingsbereik van WBV 2023/3. Dit betekent dat de beslistermijn in zijn zaak met negen maanden is verlengd en verweerder uiterlijk op 18 mei 2024 op de aanvraag moet beslissen. De ingebrekestelling van 22 augustus 2023 is hierdoor te vroeg ingediend. Dat maakt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
6. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van
D.A.M. Delger, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
01 november 2023

Documentcode: [Documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.