ECLI:NL:RBDHA:2023:21883

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 oktober 2023
Publicatiedatum
22 februari 2024
Zaaknummer
NL23.23989 en NL23.25465
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvragen door niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 17 oktober 2023, zijn twee asielaanvragen van eisers behandeld. De eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. K. Ross, hebben beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen zitting nodig was, omdat partijen daarmee instemden. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten zonder verdere behandeling op een zitting.

De rechtbank overweegt dat, volgens de Algemene wet bestuursrecht, een betrokkene een bestuursorgaan schriftelijk in gebreke moet stellen als er niet tijdig op een aanvraag wordt beslist. De eisers hebben hun aanvragen ingediend op 31 januari 2023. De rechtbank verwijst naar de WBV 2022/22 en WBV 2023/4, die de beslistermijnen voor asielaanvragen verlengen. De rechtbank concludeert dat de beslistermijnen in deze zaak met negen maanden zijn verlengd, waardoor de Staatssecretaris uiterlijk op 1 mei 2024 moet beslissen.

De rechtbank oordeelt dat de ingebrekestellingen van de eisers te vroeg zijn ingediend, waardoor niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van niet tijdig beslissen. Daarom verklaart de rechtbank de beroepen niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, en is openbaar gemaakt op 17 oktober 2023.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.23989 en NL23.25465

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser 1] , met V-nummer: [V-nummer 1]

[eiser 2], met V-nummer: [V-nummer 2] ierna gezamenlijk: eisers
(gemachtigde: mr. K. Ross), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over de beroepen die eisers hebben ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op hun aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaken niet behandeld op een zitting.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2
3. Sinds 27 september 2022 is het besluit met kenmerk WBV 2022/22 van kracht.3 Dit besluit heeft tot gevolg dat de beslistermijnen van asielaanvragen die op 27 september 2022 nog niet waren verstreken met negen maanden zijn verlengd. Dit geldt ook voor asielaanvragen die zijn ingediend vóór 1 januari 2023. Met de publicatie van WBV 2023/4 geldt de verlenging van de beslistermijn met negen maanden ook voor asielaanvragen die vanaf 1 januari 2023 tot uiterlijk 1 januari 2024 zijn ingediend.
1. Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Dit volgt uit artikel 6:2 en 6:12 van de Awb.
3 Staatscourant van 26 september 2022, nr. 25755.
4. Eisers betwisten dat zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. Eisers vinden daarom dat verweerder met de WBV 2022/22 de beslistermijnen in hun zaken niet geldig heeft verlengd. Eisers betwisten daarmee ook de rechtsgeldigheid van de WBV 2023/34 en stellen zich op het standpunt dat zij verweerder niet prematuur in gebreke hebben gesteld. Eiseres verzoeken de rechtbank de beroepen gegrond te verklaren, verweerder op te dragen alsnog een besluit te nemen en hier een rechterlijke dwangsom aan te verbinden.
5. De rechtbank volgt dit standpunt niet. De rechtbank verwijst voor de motivering naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 24 maart 2023.5 Hierin heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat ten tijde van de inwerkingtreding van WBV 2022/22 sprake was van een situatie als bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. Dit geldt ook voor de beslistermijn die wordt verlengd onder de WBV 2023/3. Eisers hebben op 31 januari 2023 hun asielaanvragen ingediend. De asielaanvragen van eisers vallen dus onder het toepassingsbereik van de WBV 2023/3. Dit betekent dat de beslistermijnen in hun zaak met negen maanden is verlengd en verweerder uiterlijk op 1 mei 2024 op de aanvragen moet beslissen. De ingebrekestellingen van 3 augustus 2023 en 12 augustus 2023 zijn hierdoor te vroeg ingediend. Dat maakt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.

Conclusie en gevolgen

6. De beroepen zijn daarom niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van N. Khalloufi, griffier.
4 Staatscourant van 8 februari 2023, nr. 3235.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
17 oktober 2023

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.