In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 25 oktober 2023, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. S.J. Koolen, heeft een verzoek ingediend tegen de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, omdat zijn werkgever een tewerkstellingsvergunning voor hem heeft geweigerd. De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek kennelijk gegrond is en besluit zonder zitting. De eerder verleende tewerkstellingsvergunning was geldig van 22 mei 2023 tot 6 november 2023, maar de aanvraag voor verlenging is afgewezen op basis van de 24-wekentermijn die is overschreden. De rechtbank heeft in vergelijkbare zaken deze termijn onverbindend verklaard, omdat deze in strijd is met de Opvangrichtlijn. De voorzieningenrechter concludeert dat het bezwaar van verzoeker een redelijke kans van slagen heeft en wijst het verzoek toe, waardoor verzoeker vanaf 6 november 2023 wordt behandeld alsof zijn werkgever in het bezit is van een tewerkstellingsvergunning. Tevens wordt verweerder opgedragen het griffierecht van € 184,- aan verzoeker te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open.