ECLI:NL:RBDHA:2023:22061

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 november 2023
Publicatiedatum
25 maart 2024
Zaaknummer
NL23.32435
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser met onbekende bestemming

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, die stelt de Marokkaanse nationaliteit te hebben, heeft op 4 juni 2022 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. Deze aanvraag is op 11 oktober 2023 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond, en er is een terugkeerbesluit zonder vertrektermijn en een inreisverbod van twee jaar opgelegd. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.

De rechtbank heeft het beroep op 21 november 2023 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eiser als verweerder aanwezig waren. De rechtbank moest beoordelen of eiser nog procesbelang had bij de beoordeling van zijn beroep, nu hij met onbekende bestemming is vertrokken en inmiddels in Zweden een nieuwe asielaanvraag heeft ingediend. Verweerder stelde dat eiser geen procesbelang meer had, terwijl de gemachtigde van eiser betoogde dat er nog steeds belang was bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep.

De rechtbank concludeert dat eiser geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep, omdat hij met onbekende bestemming is vertrokken en geen prijs meer stelt op bescherming in Nederland. De rechtbank verklaart het beroep daarom niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe en bekendgemaakt op 30 november 2023.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.32435
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [V-nummer], eiser, (gemachtigde: mr. H. Drenth),

en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, (gemachtigde: mr. M. Volker).

Procesverloop

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser.
2. Eiser stelt dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft en is geboren op [2005]. Hij heeft op 4 juni 2022 een aanvraag tot het verlenen van een
verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 11 oktober 2023 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Daarnaast is met dit besluit aan eiser een terugkeerbesluit zonder vertrektermijn en een inreisverbod van twee jaar opgelegd.
3. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
4. De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende het beroep NL23.32436, op 21 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser nog procesbelang heeft bij een beoordeling van zijn beroep tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en het daaraan gekoppelde terugkeerbesluit en inreisverbod.
6. Verweerder heeft met de brief van 16 november 2023 laten weten dat hij naast de melding van 5 oktober 2023, waarin staat dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken, op 27 oktober 2023 een claimverzoek van de Zweedse autoriteiten heeft ontvangen waaruit blijkt dat eiser op 9 oktober 2023 in Zweden asiel heeft gevraagd. Verweerder vindt dat eiser geen procesbelang meer heeft bij zijn beroep en het beroep daarom niet-ontvankelijk is.
7. De gemachtigde van eiser vindt dat eiser wel nog belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Eiser is niet verschenen op het gehoor en hij is met onbekende bestemming vertrokken. Hieruit blijkt dat eiser geen prijs (meer) stelt op bescherming in Nederland. Verweerder had daarom zijn aanvraag buiten behandeling moeten stellen. Verweerder heeft de aanvraag ten onrechte inhoudelijk beoordeeld en als kennelijk ongegrond afgewezen. Of eiser in de toekomst weer bescherming wil inroepen in Nederland is onbekend, maar het is volgens eiser een waarborg in de wet dat bij het niet verschijnen op een (nader) gehoor, de asielaanvraag door verweerder niet inhoudelijk wordt beoordeeld maar buiten behandeling wordt gesteld. Nu verweerder dit niet heeft gedaan heeft eiser alsnog belang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Daarnaast stelt de gemachtigde dat eiser ook een zelfstandig belang heeft bij de beoordeling van het beroep voor zover dat ziet op het inreisverbod.
8. De rechtbank overweegt als volgt. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) volgt dat als een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel van moet worden uitgegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. In dat geval heeft de vreemdeling geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het ingestelde beroep. De Afdeling heeft daarbij overwogen dat dit slechts anders is als de vreemdeling laat weten dat hij contact onderhoudt met zijn gemachtigde. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat de vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt.1 Dit geldt ook voor een bij een asielbesluit uitgevaardigd inreisverbod. In de uitspraak van 30 oktober 2023 verwijst de Afdeling - onder meer - naar haar eerdere uitspraak van 16 september 2021.2 Uit deze uitspraak volgt dat als een vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken, ook voor de vraag of sprake is van een procesbelang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep gericht tegen het inreisverbod van belang is dat de vreemdeling zijn gemachtigde gedurende de gehele procedure op de hoogte houdt van zijn verblijfsplaats en met hem steeds contact onderhoudt over de voortgang van de procedure en de keuzes die in dat kader moeten worden gemaakt. Ook voor de vraag of procesbelang bestaat bij het beroep gericht tegen het inreisverbod is dus van belang dat de gemachtigde niet alleen contact heeft met de vreemdeling maar dat hij ook weet dat de vreemdeling in Nederland verblijft en waar hij verblijft.
9. De rechtbank stelt vast dat niet ter discussie staat dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en dat hij inmiddels in Zweden opnieuw een asielaanvraag heeft ingediend. De gemachtigde van eiser heeft in het beroepschrift van 20 oktober 2023 en op zitting ook bevestigd dat eiser afziet van bescherming van de Nederlandse staat. Ook heeft de gemachtigde op zitting verklaard dat hij eiser een week voor de zitting voor het laatst heeft gesproken, dat hij niet weet waar eiser precies is en ook niet weet of eiser in Nederland is. Hieruit volgt dat eiser geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep voor zover gericht op de afwijzing van zijn asielaanvraag en het daarbij uitgevaardigd inreisverbod. Het standpunt dat eiser wel belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep, omdat verweerder de aanvraag niet kennelijk ongegrond had moeten verklaren maar buiten behandeling had moeten stellen, raakt de inhoud van het
1. Zie: de uitspraak van de Afdeling van 30 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3988.
2 Zie: de uitspraak van de Afdeling van 16 september 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2090.
beroep. Nu er volgens vaste rechtspraak van de Afdeling geen procesbelang meer is komt de rechtbank niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep en dus ook niet aan de vraag of verweerder de aanvraag buitenbehandeling had moeten stellen.

Conclusie en gevolgen

10. Eiser heeft geen procesbelang bij zijn onderhavige beroep. De rechtbank verklaart het beroep daarom niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, in aanwezigheid van
N.J. Biswane, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
30 november 2023

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.