ECLI:NL:RBDHA:2023:22145

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
5 mei 2024
Zaaknummer
NL23.31053 en NL23.31054
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 22 december 2023, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. Eiseres, die stelt de Pakistaanse nationaliteit te hebben, heeft haar aanvraag ingediend met de claim dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van haar asielverzoek. De voorzieningenrechter heeft tevens het verzoek om een voorlopige voorziening beoordeeld, aangezien er een feitelijke overdracht naar Spanje gepland stond op 20 december 2023.

De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk ongegrond is. Eiseres heeft aangevoerd dat Spanje niet langer kan worden beschouwd als een veilige haven voor asielzoekers, verwijzend naar een AIDA-rapport en recente inbreukprocedures van de Europese Commissie. Echter, de rechtbank stelt vast dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is, wat inhoudt dat verweerder ervan uit mag gaan dat Spanje de Europese richtlijnen en grondrechten respecteert. Eiseres is er niet in geslaagd om aan te tonen dat zij bij overdracht aan Spanje een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM.

De rechtbank concludeert dat de medische klachten van eiseres en haar kinderen geen reden vormen om de overdracht aan Spanje te verhinderen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op 22 december 2023.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.31053 en NL23.31054
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen [eiseres], V-nummer: [V-nummer] , eiseres, mede namens
[minderjarige 1] ,geboren op [geboortedag 1] 2012,
[minderjarige 2] ,geboren op [geboortedag 2] 2011, (gemachtigde: mr. D. van Elp),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: K. Diender).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter beoordeelt in deze uitspraak het verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 25 september 2023 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag.
Eiseres heeft op 18 december 2023 verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, vanwege de feitelijke overdracht die op 20 december 2023 gepland staat.
3. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Beoordeling door de rechtbank

Geen zitting
4. De rechtbank houdt in deze zaak geen zitting. Het beroep is namelijk kennelijk ongegrond.1 Hieronder legt de rechtbank dit uit.
Waar gaat deze zaak over?
5. Eiseres stelt de Pakistaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedag 3] 1985. Verweerder heeft de asielaanvraag van eisers niet in behandeling genomen, omdat
1. Zie artikel 8:54, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrechter (Awb).
Spanje verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling daarvan. Eiseres is namelijk op een Schengenvisum, afgegeven door de Spaanse autoriteiten, Europa ingereisd.
Wat vindt eiseres in beroep?
6. Eiseres voert aan dat ten aanzien van Spanje niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Eiseres wijst hiertoe naar het AIDA-rapport over Spanje (Update 2021), waar volgens eiseres uit volgt dat Spanje al lange tijd problemen kent met betrekking tot de opvangvoorzieningen en dat klagen bij de Spaanse autoriteiten geen zin heeft. Ook verwijst eiseres naar de Key Decisiosns van 26 januari 2023 van de Europese Commissie waarin de Commissie heeft besloten inbreukprocedures in te leiden door (onder andere) Spanje in gebreke te stellen wegens niet-omzetting van alle bepalingen van de richtlijn tot vaststelling van normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming. Verder is volgens eiseres sprake van bijzondere individuele omstandigheden, waardoor verweerder de asielaanvraag aan zich moet trekken. Haar ex- man wil ‘haar iets […] aandoen’ en kan haar via zijn familieleden in Spanje traceren. Verweerder is hier onvoldoende op ingegaan. Tot slot voert eiseres aan dat verweerder haar niet kan overdragen aan Spanje vanwege haar eigen medische problemen en die van haar kinderen. Ter onderbouwing heeft eiseres medische dossiers overlegd.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

7. In Dublinzaken geldt het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit houdt in dat verweerder, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, ervan mag uit mag gaan dat alle lidstaten het unierecht en met name de door dat recht erkende grondrechten in acht nemen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft in de uitspraak van 8 juli 20212 geoordeeld dat ten aanzien van Spanje van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Dit heeft de Afdeling met de uitspraken van 27 januari 20233, 29 maart 20234 en 8 juni 20235 bevestigd. Het is daarom in beginsel aan eiseres om aannemelijk te maken dat zij bij overdracht aan Spanje een reëel risico loopt op een behandeling die strijdig is met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest.
8. Eiseres is hier naar het oordeel van de rechtbank niet in geslaagd. Uit het AIDA- rapport volgt naar het oordeel van de rechtbank geen wezenlijk ander beeld van de situatie van Dublinclaimanten dan uit de landeninformatie die door de Afdeling is betrokken in de uitspraken genoemd in overweging 7. Hierbij is van belang dat Spanje met het gegeven claimakkoord garandeert dat het asielverzoek van eiseres in behandeling zal worden genomen en dat haar situatie zal worden beoordeeld met toepassing van de Europese richtlijnen op het gebied van asielrecht. Bovendien is niet gebleken dat eiseres zich over haar bedenkingen betreffende de opvangvoorzieningen of asielprocedure niet zou kunnen beklagen bij de Spaanse autoriteiten. Uit het AIDA-rapport volgt niet dat dit in Spanje niet (effectief) mogelijk is.
9. Dat de Europese Commissie in januari 2023 een inbreukprocedure is gestart is eveneens onvoldoende om niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit te gaan.
Gewezen wordt op de uitspraak van de Afdeling van 30 januari 2019, waar de Europese Commissie een voorstel bij de Europese Raad had ingediend. Ook toen was geen sprake van het uitzonderlijk geval dat het starten van een dergelijke procedure aanleiding geeft om af te wijken van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
10. Verder heeft verweerder op goede gronden kunnen beslissen om geen toepassing te geven aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. Niet is gebleken van zodanige bijzondere, individuele omstandigheden dat verweerder de aanvraag aan zich moet trekken. De verklaringen van eiseres dat zij vreest dat haar ex-man haar via zijn familieleden kan traceren in Spanje heeft eiseres niet met stukken onderbouwd. Ook is niet gebleken dat eiseres geen hulp of bescherming kan inroepen van de Spaanse autoriteiten. Verweerder heeft dit voldoende zorgvuldig gemotiveerd.
10. Tot slot is de rechtbank met verweerder van oordeel dat de medische klachten van eiseres en haar kinderen geen reden zijn om hen niet aan Spanje over te dragen. Uit de overgelegde medisch dossierstukken kan niet worden afgeleid dat de overdracht aan Spanje een reëel en bewezen risico zou inhouden op een aanzienlijke onomkeerbare achteruitgang van de gezondheidstoestand van eiseres of haar kinderen. Verder valt niet in te zien dat eiseres en/of haar kinderen in Spanje niet de noodzakelijk medische zorg kunnen krijgen voor hun medische klachten.

Conclusie en gevolgen

12. De beroepsgronden slagen niet. De rechtbank twijfelt hier niet over. Daarom is het beroep kennelijk ongegrond.
13. Nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van connexiteit6, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard.
14. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.
6 Op grond van artikel 8:81 en 8:83, derde lid, van de Awb.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
22 december 2023

Documentcode: DSR32521112

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.