ECLI:NL:RVS:2023:2231
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, die op 25 mei 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling had op 23 februari 2023 een aanvraag ingediend bij de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd echter niet in behandeling genomen. De rechtbank oordeelde dat de vreemdeling niet aannemelijk had gemaakt dat bij zijn Dublinoverdracht aan Spanje niet kon worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep op 8 juni 2023 behandeld. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de vreemdeling niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die relevant zijn voor de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming, waardoor de Raad van State geen verdere motivering nodig achtte. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en onderstreept het belang van het interstatelijk vertrouwensbeginsel in asielzaken. De zaak benadrukt de strikte eisen die aan vreemdelingen worden gesteld bij het indienen van asielaanvragen en de rol van de staatssecretaris in dit proces.