Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[eisende partij sub 1] ,
[eisende partij sub 2],
1.De procedure
- de dagvaarding van 14 april 2022, met producties 1 tot en met 17;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 5;
- het tussenvonnis van 14 december 2022, waarbij een mondelinge behandeling is gelast;
- de aktes overlegging producties van [eisende partij sub 1 c.s.] , met producties 18 tot en met 27.
2.De feiten
Op 22 juni 2020 ontvingen wij uw aanvraag waarin u aangeeft met uw boot op de [naam Vaarwater] te willen varen. (…). Op de aangewezen wateren in bijlage 3 [van de Vaarverordening Delfland, rechtbank] is doorgaande motorvaart niet zonder meer toegestaan (…). De [naam Vaarwater] is aangewezen als vaarwater waarop met ontheffing gevaren mag worden. Echter u woont niet aan de [naam Vaarwater] en uit uw aanvraag blijkt niet dat u aan één van de andere genoemde voorwaarden voldoet om in aanmerking te komen voor ontheffing.”
3.Het geschil
primairvoor recht verklaart dat OBWZ toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen uit de koopovereenkomst;
subsidiairvoor recht verklaart dat de koopovereenkomst partieel is ontbonden;
meer subsidiairvoor recht verklaart dat de koopovereenkomst partieel is vernietigd;
zowel primair, subsidiair als meer subsidiairOBWZ veroordeelt tot vergoeding van de door [eisende partij sub 1 c.s.] geleden schade, opgeteld een bedrag van € 165.300,- althans een door de rechtbank in redelijkheid vast te stellen bedrag, met wettelijke rente vanaf de datum van verzuim tot aan de dag van algehele voldoening;
zowel primair, subsidiair als meer subsidiairOBWZ veroordeelt tot het verwijderen van de insteekhaven en de beschoeiing, inclusief het verzorgen van de benodigde vergunningen, alsmede veroordeelt tot het dempen van de sloot, alles voor rekening en risico van OBWZ en uit te voeren binnen een redelijke termijn van drie maanden na het in deze te wijzen vonnis, op straffe van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 1.000,- per dag of dagdeel dat OBWZ in gebreke blijft met een maximum van € 365.000,-, dan wel OBWZ te veroordelen tot vergoeding van de in verband met voornoemde verwijdering en demping te maken kosten, begroot op een bedrag P.M., te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van verzuim tot aan de dag van algehele voldoening;
zowel primair, subsidiair als meer subsidiairOBWZ veroordeelt tot betaling van de door [eisende partij sub 1 c.s.] gemaakte kosten van € 895, te voldoen binnen 14 dagen na betekening van het te wijzen vonnis en te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van verzuim tot aan de dag van algehele voldoening;
zowel primair, subsidiair als meer subsidiairOBWZ veroordeelt in de buitengerechtelijke kosten van € 2.436,95, met veroordeling in de wettelijke rente over die kosten vanaf de dag van verschuldigdheid tot aan de dag van algehele voldoening;
zowel primair, subsidiair als meer subsidiairOBWZ veroordeelt in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van verschuldigdheid tot aan de dag van algehele voldoening, en de nakosten.
4.De beoordeling
Inleiding
€ 9.497,-, namelijk € 5.737,- aan griffierecht en € 3.760,- aan salaris advocaat (2 punten à
€ 1.880,-, volgens tarief V), te vermeerderen met de daarover gevorderde wettelijke rente. De nakosten zullen worden begroot volgens het liquidatietarief.