ECLI:NL:RBDHA:2023:2353

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
1 maart 2023
Zaaknummer
NL22.26568
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de overdracht van asielzoekers naar Italië in het kader van de Dublinverordening met betrekking tot medische zorg en de gezondheidstoestand van een minderjarige

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 1 maart 2023, werd het beroep van eiser, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, gegrond verklaard. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van 27 december 2022, waarin zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling werd genomen omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank oordeelde dat verweerder nader onderzoek had moeten verrichten naar de vraag of de overdracht van de dochter van eiser aan Italië zou leiden tot een reëel risico op een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van haar gezondheidstoestand. De rechtbank stelde vast dat de medische situatie van de dochter, die onder behandeling is voor een posttraumatische stressstoornis, niet voldoende was onderzocht door verweerder. De rechtbank oordeelde dat de belangen van het kind in dit geval zwaar wogen en dat de overdracht in strijd zou kunnen zijn met artikel 4 van het EU-Handvest. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,00.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.26586

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] eiser

V-nummer: [nummer] ,
mede namens zijn minderjarige kind
[naam] ,eiseres,
V-nummer: [nummer] ,
gezamenlijk te noemen: eisers,
(gemachtigde: mr. E.J.M. van Ewijk),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.D. Alberda).

Procesverloop

Bij besluit van 27 december 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met het verzoek om een voorlopige voorziening ( [nummer] , op 20 januari 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000); daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening) is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Italië een verzoek om overname gedaan. De autoriteiten van Italië hebben niet binnen twee maanden gereageerd. Daarom staat sinds 22 september 2022 de verantwoordelijkheid van Italië vast.
2. Eisers stellen dat voor Italië niet zonder meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden. Eisers wijzen op de ‘circular letter’ van de Italiaanse autoriteiten van 5 december 2022, de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht van 3 januari 2023 (NL22.24566) over de gevolgen van de circular letter voor de vaststelling van de verantwoordelijke lidstaat, een artikel in het Algemeen Dagblad van 5 november 2022 over de toelating van een schip met migranten tot het vaste land van Italië en een artikel in het Belgische nieuwsblad Knack. Voorts stellen eisers dat de nieuwe politieke koers van de centrumrechtse regering van premier Meloni gevolgen heeft voor de behandeling van migranten.
3.1.
Het uitgangspunt is dat verweerder ten aanzien van Italië mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het is aan eisers om aannemelijk te maken dat dit in dit geval niet kan.
3.2.
De rechtbank overweegt dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
(Afdeling) in verschillende (recente) uitspraken (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 19 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3801, en de uitspraak van 26 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2497) heeft geoordeeld dat, hoewel de algemene situatie en leefomstandigheden van asielzoekers in Italië bepaalde tekortkomingen kennen, de staatssecretaris ten aanzien van Italië nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan. Van dit uitgangspunt wordt slechts afgeweken indien eisers aannemelijk maken dat het asiel- en opvangsysteem in Italië dusdanige tekortkomingen vertoont dat zij bij overdracht een reëel risico lopen op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het
EVRM of artikel 4 van het EU-Handvest. Eisers zijn hier naar het oordeel van de rechtbank
niet in geslaagd.
3.3.
In de circular letter van 5 december 2022 heeft Italië aan de EU-lidstaten laten weten dat de overdrachten van Dublinclaimanten tijdelijk moeten worden opgeschort vanwege technische redenen die verband houden met het niet beschikbaar zijn van (voldoende) opvangvoorzieningen.
3.4.
Verweerder stelt dat de circular letter enkel ziet op het kortstondig annuleren van overdrachten. Een tijdelijk, feitelijk overdrachtsbeletsel maakt volgens verweerder de vaststelling van een lidstaat als verantwoordelijke lidstaat niet onrechtmatig.
3.5.
Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de opschorting van overdrachten aan Italië in het kader van de Dublinverordening moet worden beschouwd als een tijdelijk, feitelijk overdrachtsbeletsel (vgl. de uitspraak van de Afdeling van 8 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1032). De rechtbank ziet in de circular letter geen aanleiding voor vernietiging van het bestreden besluit en komt tot een ander oordeel dan zittingsplaats Utrecht in haar uitspraak van 3 januari 2023.
3.6.
Ook de door eiser overgelegde nieuwberichten leiden niet tot het oordeel dat Italië zijn verplichtingen jegens in het bijzonder Dublinclaimanten niet (langer) nakomt. De rechtbank ziet in de door eiser overgelegde informatie geen serieuze aanknopingspunten dat de situatie aan de grens in Italië – voor zover die ook in dit geval moet worden aangemerkt als fundamentele systeemfout in de asielprocedure – ook gevolgen heeft voor Dublinclaimanten die zich op het grondgebied van de lidstaten bevinden. Eisers beroep op de politieke koers in Italië leidt niet tot een ander oordeel. Voor zover eisers stellen dat dit in de toekomst anders zal zijn is dit speculatief van aard en onvoldoende concreet om niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit te gaan.
3.7.
Ook uit het persoonlijk relaas van eisers valt niet af te leiden dat de asielprocedure en opvangvoorzieningen van asielzoekers in Italië niet aan de daaraan te stellen eisen voldoen. Eiser heeft verklaard dat hij door de politie in Italië met zijn dochter, eiseres, zomaar op straat is gezet terwijl hij niet wist waar hij was en waar hij naar toe kon gaan. Hij en zijn dochter hebben drie dagen en nachten buiten het station in Milaan moeten doorbrengen. Daar is zijn dochter lastig gevallen door zwervers en gedrogeerde mensen die hen ook hebben beroofd. Volgens eiser stond de politie aan de overkant toen dit gebeurde, maar greep niet in. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat van eisers verwacht mag worden dat zij zich tot de Italiaanse autoriteiten wenden voor hulp. Niet is gebleken dat de autoriteiten van Italië eisers niet kunnen of willen helpen. Daarvoor is de stelling van eisers dat de politie niet heeft ingegrepen onvoldoende. Niet gebleken is dat eisers de politie, of andere Italiaanse autoriteiten om hulp hebben gevraagd of zich bij hen hebben beklaagd. Verweerder mag ervan uitgaan dat Italië het asielverzoek van eiser na overdracht in behandeling zal nemen en hem en zijn dochter zal behandelen en opvangen in overeenstemming met de Richtlijn 2011/95/ (Kwalificatierichtlijn), Richtlijn 2013/33/EU ((herschikte) Opvangrichtlijn) en Richtlijn 2013/32/EU ((herschikte) Procedurerichtlijn). De gestelde gebrekkige wijze waarop Italië deze richtlijnen toepast, betekent nog niet dat Italië zich niet aan de zogeheten refoulementverboden zal houden.
Beroep op medische omstandigheden
4.1
Als het gaat om medische zorg volgt uit het arrest van het Hof van Justitie van 16 februari 2017, C.K. tegen Slovenië, (ECLI:EU:C:2017:127) dat bij de vraag of in de verantwoordelijke lidstaat passende medische zorg aanwezig is, het interstatelijk vertrouwensbeginsel een grote rol speelt. Volgens dit beginsel bestaat een sterk vermoeden dat asielzoekers in de lidstaten die gebonden zijn aan de Opvangrichtlijn passende medische zorg ontvangen. Het ligt op de weg van eisers om aannemelijk te maken dat dit niet het geval is (vgl. de uitspraak van de Afdeling van 16 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1190). Verder volgt uit het arrest dat het aan eisers is om met medische stukken aan te tonen dat hun overdracht een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van hun medische situatie inhoudt als bedoeld in het arrest C.K. (vgl. de uitspraak van de Afdeling van 9 september
4.2.
Eiser doet een uitdrukkelijk beroep op de medische toestand van zijn dochter. Hij voert aan dat zij een ernstige groeiachterstand/groeistilstand heeft ontwikkeld en dat zij onder behandeling is bij de GGZ en een kinderarts. In het kader van haar psychotrauma, is zij door het GGZ aangemeld voor het KIEM-project (een project vanuit het ARQ Centrum ’45 specialistische GGZ) voor traumabehandeling aan vluchtelingenkinderen met posttraumatische stressklachten. In beroep is een brief ingebracht van het Centrum ’45 waaruit blijkt dat inmiddels een intake heeft plaatsgevonden. Eisers zal behandeld worden voor een posttraumatische stressstoornis. Deze manifesteert zich in regelmatige intrusies van traumatische ervaringen, fysiologische reacties zoals moeite met ademhalen en een snel kloppend hart bij herinneringen aan deze ervaringen, somberheid, angsten en nachtmerries, slaapproblemen, concentratiestoornissen, prikkelbaarheid en waakzaamheid. Uit die brief en overige overgelegde brieven blijkt dat eiseres behoefte heeft aan rust, stabiliteit en continuïteit in de ingezette behandeling. Het onderbreken van een behandeling is niet in het belang van eiseres. Voor een goed resultaat van een traumagerichte behandeling is continuïteit van behandelsessies een voorwaarde. Verweerder had volgens eisers onderzoek moeten doen naar de gevolgen voor de gezondheidstoestand van de dochter in geval van een overdracht naar Italië. Zij menen dat die overdracht zal leiden tot een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van de gezondheidssituatie van eiseres. Volgens eisers spelen de belangen van het kind een rol bij het beoordelen van de gezondheidssituatie.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder gelet op de inhoud van de hiervoor genoemde stukken, nader onderzoek had dienen te verrichten naar de vraag of overdracht van eiseres, de dochter van eiser, aan Italië zal leiden tot een reëel risico op een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van haar gezondheidstoestand. Uit de brief van Centrum ’45 volgt naar het oordeel van de rechtbank dat er zorgen bestaan voor de gezondheidstoestand van eiseres als gevolg van de feitelijke overdracht omdat de ingezette therapie gestaakt zal moeten worden (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 8 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:10850). Daarmee heeft eiseres een begin van bewijs geleverd en zijn voldoende aanknopingspunten naar voren gebracht voor de conclusie dat de overdracht in strijd is met artikel 4 van het Handvest. Gelet hierop concludeert de rechtbank dat verweerder het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig heeft voorbereid en ondeugdelijk heeft gemotiveerd.
5. Het beroep is gelet op het voorgaande gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of om zelf in de zaak te voorzien omdat nader onderzoek door verweerder nodig is en onzeker is wanneer dat kan worden afgerond. Verweerder zal daarom een nieuwe besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. Hetgeen overigens nog is aangevoerd behoeft derhalve thans geen bespreking.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op €1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van €837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, in aanwezigheid van
A. Hoekstra, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.