ECLI:NL:RBDHA:2023:2358
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verlies van duurzaam verblijfsrecht van een burger van de Unie en bewijsvoering van verblijf in Nederland
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 17 januari 2023, wordt de einduitspraak na een tussenuitspraak behandeld in de zaak van eiseres tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank oordeelt over de vraag of eiseres haar recht op duurzaam verblijf als burger van de Unie heeft verloren. Verweerder had vastgesteld dat het verblijfsrecht van eiseres was geëindigd, en de rechtbank moest beoordelen of eiseres in de relevante periode, van 19 mei 2016 tot 3 mei 2019, voor korte of langere periodes in Nederland verbleef. De rechtbank concludeert dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat zij in deze periode in Nederland was. De overgelegde stukken, waaronder periodeafrekeningen van het Waterleidingbedrijf Vitens en getuigenverklaringen, werden door de rechtbank als onvoldoende gemotiveerd beschouwd. De rechtbank stelt vast dat verweerder zich op het standpunt mag stellen dat eiseres haar recht van duurzaam verblijf heeft verloren, en verklaart het beroep van eiseres ongegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, en veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 3348,-.