ECLI:NL:RBDHA:2023:2421
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering vrijstelling legesverplichting bij aanvraag verblijfsvergunning op grond van artikel 8 EVRM
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser van Algerijnse nationaliteit en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, met als doel het waarborgen van zijn privéleven op grond van artikel 8 van het EVRM. De aanvraag werd echter niet in behandeling genomen omdat de eiser de vereiste leges van € 1.086,- niet had betaald en niet in aanmerking kwam voor vrijstelling van deze leges. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser in de aanvraagfase geen inkomensverklaring van de Raad voor Rechtsbijstand heeft overgelegd, wat noodzakelijk was om aan te tonen dat hij niet in staat was de leges te betalen. De rechtbank oordeelde dat de weigering van de staatssecretaris om de aanvraag in behandeling te nemen terecht was, omdat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij geen financiële middelen had of dat hij niet kon beschikken over hulp van derden.
De rechtbank heeft ook het beroep van de eiser op een eerdere uitspraak van het EHRM verworpen, waarin werd gesteld dat de verplichting om leges te betalen niet mag leiden tot een ontneming van toegang tot een effectief rechtsmiddel. De rechtbank concludeerde dat in dit geval geen sprake was van een dergelijke ontneming, aangezien de eiser niet had aangetoond dat hij geen middelen had om de leges te betalen. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.