In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 maart 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Algerijnse vreemdeling, eiser, die in Nederland asiel heeft aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, had op 12 februari 2023 de maatregel van bewaring opgelegd op basis van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. De rechtbank heeft de zaak op 24 februari 2023 behandeld, waarbij eiser via telehoren aanwezig was vanuit het detentiecentrum in Rotterdam, terwijl zijn gemachtigde in Groningen aanwezig was.
De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd is, omdat er een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht op basis van de Dublinverordening. Eiser is Nederland binnengekomen zonder de juiste documenten en heeft niet voldoende meegewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden voor de bewaring, zoals genoemd in de maatregel, voldoende zijn om aan te nemen dat er een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de procedure voorafgaand aan de inbewaringstelling niet onzorgvuldig is verlopen en dat er geen misbruik van bevoegdheid is gemaakt door verweerder.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.