ECLI:NL:RBDHA:2023:2563

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 januari 2023
Publicatiedatum
6 maart 2023
Zaaknummer
NL23.747
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige bewaring en schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 januari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser met Somalische nationaliteit. De eiser had op 9 januari 2023 een besluit ontvangen van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin hem de maatregel van bewaring werd opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij tevens verzocht om schadevergoeding. Tijdens de zitting op 16 januari 2023, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, heeft de rechtbank de zaak behandeld. Eiser voerde aan dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was, omdat de digitale handtekening onder het besluit niet kon worden gevalideerd. De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven om dit te onderzoeken, maar concludeerde uiteindelijk dat de maatregel van bewaring niet rechtsgeldig was, omdat de handtekening ongeldig was. Dit leidde tot de conclusie dat eiser onterecht in bewaring was gesteld, wat een ernstig gebrek vormde. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, beval de opheffing van de maatregel van bewaring en kende eiser een schadevergoeding toe van € 900,00 voor de onrechtmatige vrijheidsontneming. Daarnaast werden de proceskosten van eiser vastgesteld op € 1.674,00, te betalen door de Staat der Nederlanden. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 17 januari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.747
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M.C. de Jong),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: S. Faddach).

Procesverloop

Bij besluit van 9 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 16 januari 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen de heer Hassan. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Somalische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1988.
2. Eiser voert aan dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is omdat de digitale handtekening daaronder niet kan worden gevalideerd. Bij het valideren van de handtekening staat namelijk dat de handtekening ongeldig is, omdat de handtekening is beschadigd. Dat betekent dat er geen geldig ondertekend besluit is, waardoor er geen geldige inbewaringstelling heeft plaatsgevonden.
3. De rechtbank heeft verweerder na afloop van de zitting de gelegenheid gegeven te onderzoeken waarom de handtekening onder het bestreden besluit niet kan worden gevalideerd. Verweerder heeft op 16 januari 2023 een aanvullend proces-verbaal overgelegd van [bewaarder] , de ondertekenaar van de maatregel van bewaring. In dit aanvullend proces-verbaal staat dat [bewaarder] samen met de Functioneel Applicatiebeheerder heeft gekeken wat er fout is gegaan. [bewaarder] heeft een melding ontvangen dat haar
elektronische handtekening onder de maatregel van bewaring was voltooid. Later is echter gebleken dat er een landelijke storing is geweest in het digitale systeem, waardoor de elektronische handtekening niet is verwerkt en daardoor dus ook niet controleerbaar is.
Daarom komt er een foutmelding bij het controleren van de handtekening.
4. De rechtbank is van oordeel dat uit artikel 5.3 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) blijkt dat een rechtsgeldige maatregel van bewaring pas tot stand komt als deze is gedagtekend, ondertekend en met redenen is omkleed.1 Omdat er een foutmelding verschijnt bij de validatie van de handtekening, kan niet gecontroleerd worden of de maatregel van bewaring daadwerkelijk is ondertekend. Dit betekent dat er geen rechtsgeldige maatregel van bewaring tot stand is gekomen. Eiser is dus zonder geldige titel in bewaring gesteld. Omdat het gaat om vrijheidsontneming is er sprake van een ernstig gebrek. Voor een belangenafweging is in dit geval geen ruimte.2 De beroepsgrond slaagt.
5. Gezien het bovenstaande is het beroep gegrond. De maatregel van bewaring is daarom vanaf het moment van opleggen daarvan onrechtmatig. De rechtbank beveelt opheffing van de maatregel van bewaring. De overige beroepsgronden behoeven daarom geen bespreking meer.
6. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien zij de opheffing van de maatregel van bewaring beveelt aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen. De rechtbank acht gronden aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen voor 9 dagen onrechtmatige (tenuitvoerlegging van de) vrijheidsontnemende maatregel van 0 x € 130,00 (verblijf politiecel) en 9 x € 100,00 (verblijf detentiecentrum) = € 900,00.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,00 en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.
1. Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2278.
2 Zie de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2278 en van 19 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3767.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • beveelt de opheffing van de maatregel van bewaring per 17 januari 2023;
  • veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 900,00, te betalen door de griffier en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
17 januari 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.