In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 januari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser met Somalische nationaliteit. De eiser had op 9 januari 2023 een besluit ontvangen van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin hem de maatregel van bewaring werd opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij tevens verzocht om schadevergoeding. Tijdens de zitting op 16 januari 2023, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, heeft de rechtbank de zaak behandeld. Eiser voerde aan dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was, omdat de digitale handtekening onder het besluit niet kon worden gevalideerd. De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven om dit te onderzoeken, maar concludeerde uiteindelijk dat de maatregel van bewaring niet rechtsgeldig was, omdat de handtekening ongeldig was. Dit leidde tot de conclusie dat eiser onterecht in bewaring was gesteld, wat een ernstig gebrek vormde. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, beval de opheffing van de maatregel van bewaring en kende eiser een schadevergoeding toe van € 900,00 voor de onrechtmatige vrijheidsontneming. Daarnaast werden de proceskosten van eiser vastgesteld op € 1.674,00, te betalen door de Staat der Nederlanden. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 17 januari 2023.