ECLI:NL:RBDHA:2023:2676
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-tijdig beslissen op asielaanvraag en proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 6 december 2021. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft op 9 september 2022 de asielaanvraag van eiser ingewilligd. Eiser heeft desondanks zijn beroep gehandhaafd. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat, nu de asielaanvraag is ingewilligd, eiser geen procesbelang meer heeft in zoverre het beroep gericht is tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Eiser heeft echter aangevoerd dat er een bestuurlijke en rechterlijke dwangsom moet worden vastgesteld. De rechtbank wijst erop dat de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND bepaalt dat in asielzaken geen bestuurlijke dwangsom kan worden verbeurd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat het afschaffen van de rechterlijke dwangsom in asielzaken in strijd is met het Unierecht. In dit geval heeft verweerder al tijdens de beroepsprocedure op de asielaanvraag beslist, waardoor eiser niet kan bereiken wat hij wil met zijn beroep. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50, vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.