ECLI:NL:RBDHA:2023:2827

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 februari 2023
Publicatiedatum
8 maart 2023
Zaaknummer
NL22.26390
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in relatie tot Polen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 februari 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. R. Achttienribbe, een verblijfsvergunning aanvroeg. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. Y. Rikken, heeft de aanvraag afgewezen op basis van de Dublinverordening, omdat Polen verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Eiser betwistte deze beslissing en voerde aan dat de onafhankelijkheid van de Poolse rechtspraak in het geding is, evenals de risico's van pushbacks en indirect refoulement naar Jemen. De rechtbank overwoog dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing blijft, tenzij eiser kan aantonen dat zijn situatie uitzonderlijk is. De rechtbank concludeerde dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat hij in Polen een reëel risico loopt op onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank oordeelde dat de situatie in Polen, hoewel zorgwekkend, niet voldoende was om de toepassing van het interstatelijk vertrouwensbeginsel te weerleggen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.26390
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser V-nummer: [V Nummer]
(gemachtigde: mr. R. Achttienribbe),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. Y. Rikken).
Procesverloop
Bij besluit van 22 december 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Polen verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL22.26391, op 17 januari 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Khabote. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw); daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening) is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Polen een verzoek om overname gedaan. Polen heeft dit verzoek aanvaard.
2. Eiser voert aan dat ten aanzien van Polen niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De onafhankelijkheid van de rechtelijke macht in Polen wordt ondermijnd. Ook is in Polen sprake van illegale pushbacks. Eiser doet
daarom een beroep op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Den Bosch van 15 juni 20221, waarin vragen zijn gesteld over de ondeelbaarheid van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser voert daarnaast aan dat hij in Polen het risico loopt om slachtoffer te worden van illegale pushbacks, zoals is geoordeeld ten aanzien van Kroatië in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 13 april 2022. Daarnaast voert eiser aan dat hij een risico loopt op indirect refoulement omdat hij het risico loopt te worden teruggestuurd naar Jemen. Verder loopt eiser als Dublinterugkeerder het risico om in detentie te worden geplaatst. Ook is het in Polen niet veilig voor moslims zoals eiser, zoals blijkt uit meerdere incidenten. Ter onderbouwing van zijn standpunten verwijst eiser naar de verschillende bronnen die zijn genoemd in het rapport ‘Veelgestelde Vragen van VluchtelingenWerk Nederland van 20 juli 2021. Verder wijst eiser erop dat de opvangomstandigheden in Polen een stuk slechter zijn geworden nu Polen ruim 1,5 miljoen Oekraïners herbergt en er een enorme druk op het systeem is komen te liggen en de vreemdelingenhaat in Polen erg is gegroeid. Eiser verwijst in dit kader naar de Nieuwsuur uitzending van 6 december 20222.
3. De rechtbank overweegt als volgt. Het algemene uitgangspunt is dat verweerder er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel vanuit mag gaan dat Polen zijn verdragsverplichtingen ten aanzien van eiser nakomt. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval anders is. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser hier niet in geslaagd. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
4. Deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, heeft in de uitspraak van 2 juni 20223 geconcludeerd dat niet aannemelijk is gemaakt, en ook op andere wijze niet is gebleken, dat Polen en daarmee ook de rechterlijke macht zich – afgezien van de pushbacks aan de buitengrenzen – op dit moment niet houdt aan de bepalingen van het EU-asielrecht en de waarborgen die daaruit voortvloeien. Dit is ook geoordeeld in de uitspraak van de meervoudige kamer van diezelfde zittingsplaats van 1 juli 20224. Over de rechterlijke macht in het bijzonder heeft de rechtbank overwogen dat niet is gebleken dat de vreemdeling geen toegang heeft tot de rechter en evenmin dat het voor Poolse rechters onmogelijk of uiterst moeilijk is om in vreemdelingrechtelijke zaken onafhankelijk en/of onpartijdig recht te spreken dan wel dat zij dit niet zouden doen of dat de Poolse tuchtkamer hen nadien maatregelen hebben opgelegd. In de uitspraak van 2 juni 2022 is ook het rapport ‘Veelgestelde Vragen van VluchtelingenWerk Nederland van 20 juli 2021 meegenomen. De rechtbank volgt deze uitspraak en de overwegingen waarop zij berust.
5. De rechtbank overweegt verder dat verweerder erkent dat de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in Polen ernstig onder druk staat. De rechtbank is echter met verweerder van oordeel dat dit punt op zichzelf nog niet maakt dat in het geval van eiser niet meer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Polen. Het reële gevaar op schending van het recht op een eerlijk proces moet in de concrete zaak aan de hand van individuele risicofactoren bepaald worden en daaruit moet volgen dat juist het proces van deze betrokkene zal worden beïnvloed.5

1.ECLI:NL:RBDHA:2022:5724.

2 Nieuwsuur (npostart.nl).
5 Zie de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem (MK) van 1 juli 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:6488, r.o. 8.3.
Houding ten aanzien van moslims
6. Ten aanzien van de houding ten aanzien van moslims voert eiser aan dat uit zijn aangehaalde bronnen blijkt dat de Poolse regering zich sterk tegen moslims en vluchtelingen is gaan uiten. Ook volgt daaruit dat de media vijandig richting moslims en migranten is. Daarnaast is er sprake van hate speech en geweld tegen moslims.
7. De rechtbank overweegt als volgt. Hoewel uit de algemene informatie volgt dat de positie van moslims in Polen zorgelijk is, is het de rechtbank niet gebleken dat moslims in Polen het slachtoffer worden van stelselmatige, wetmatige discriminatie of geweld van overheidswege of van anderen waartegen de Poolse autoriteiten geen enkele bescherming bieden en waardoor zij niet of moeilijk op maatschappelijk en sociaal terrein kunnen functioneren. De rechtbank ziet daarom in de houding ten aanzien van moslims in Polen onvoldoende reden om aan te nemen dat dit een individuele risicofactor is als bedoeld onder rechtsoverweging 5.
Pushbacks
8. Eiser voert aan dat er bij overdracht aan Polen een risico bestaat op illegale pushback. Eiser verwijst hierbij naar de uitspraak van de Afdeling van 13 april 20226 waarin is geoordeeld dat verweerder niet zonder nader onderzoek nog asielzoekers naar Kroatië kan overdragen. Volgens eiser is dezelfde situatie ook voor Polen aan de orde.
9. De rechtbank overweegt als volgt. Niet in geschil is dat er pushbacks plaatsvinden aan de buitengrenzen van Polen. Er zijn echter geen aanwijzingen dat Dublinterugkeerders ook een risico lopen op pushbacks, zoals wel het geval is in de genoemde uitspraak over Kroatië. Eiser heeft daarom niet aannemelijk gemaakt dat hij een risico loopt op illegale pushbacks bij terugkeer naar Polen. De beroepsgrond slaagt niet.
Indirect refoulement
10. Ten aanzien van de stelling van eiser dat hij bij overdracht aan Polen een risico loopt op indirect refoulement naar Jemen overweegt de rechtbank als volgt. Uit rechtspraak van 6 juli 2022 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) volgt dat de bewijslast om een reëel risico op indirect refoulement aannemelijk te maken bij eiser ligt.7 Om aan de bewijslast te voldoen moet hij in de eerste plaats algemene informatie overleggen waaruit voldoende concrete aanknopingspunten volgen dat het beschermingsbeleid in de verantwoordelijke lidstaat evident en fundamenteel verschilt van het beleid dat door de Nederlandse autoriteiten wordt gevoerd. Dat evidente en fundamentele verschil moet erin gelegen zijn dat op voorhand duidelijk is - dus zonder een inhoudelijke beoordeling van de asielaanvraag - dat eiser in de verantwoordelijke lidstaat op grond van het algemene beschermingsbeleid geen internationale bescherming krijgt, terwijl hij dat in Nederland in beginsel wel krijgt. Alleen dan kan wegens het verschil in beschermingsbeleid sprake zijn van een fundamentele systeemfout, die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereikt in de zin van het arrest Jawo. Eiser heeft zijn stelling niet onderbouwd. De beroepsgrond slaagt niet.

6.ECLI:NL:RVS:2022:1042.

7 Zie hiervoor ook de uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2022, (ECLI:NL:RVS:2022:1862).
Druk op opvangvoorzieningen in Polen
11. Ten aanzien van eisers stelling dat de opvangomstandigheden in Polen een stuk slechter zijn geworden sinds de oorlog in Oekraïne, overweegt de rechtbank als volgt. Dat de druk op de opvang door de oorlog is toegenomen, betekent niet dat op grond daarvan niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Uit deze enkele stelling volgt niet dat ernstig moet worden gevreesd dat de opvangvoorzieningen voor eiser in Polen systeemfouten bevatten die resulteren in onmenselijke of vernederende behandelingen in de zin van artikel 4 van het Handvest8. De beroepsgrond slaagt niet.
Detentie
12. Eiser voert aan dat kwetsbare asielzoekers in detentie worden geplaatst, zelfs wanneer ze gediagnosticeerd zijn met psychische problemen. Hij verwijst daartoe naar het AIDA-rapport van 24 mei 2022. In het landenrapport van RESPOND over Polen9 staat dat op dit moment detentie voornamelijk toegepast wordt op asielzoekers die naar Polen overgedragen zijn. Eiser benadrukt dat volgens het Legal Aid Centre van juli 201610 het zeer waarschijnlijk is dat iemand die onder de Dublinverordening terugkeert in detentie geplaatst wordt. Dit komt doordat de persoon Polen verlaten heeft, wat in strijd is met de geldende wetgeving. Daarnaast kunnen de Poolse autoriteiten een illegale grensoversteek als een met een boete strafbare overtreding zien. Ook kan de vreemdeling kosten in rekening worden gebracht voor de overdracht door een andere EU-lidstaat. Zonder uitdrukkelijke garanties van de Poolse overheid dat eiser opvang krijgt en niet in detentie wordt geplaatst kan de overdracht niet plaatsvinden.
13. De rechtbank overweegt als volgt. Uit de door eiser overgelegde informatie blijkt niet dat Dublinterugkeerders, zoals eiser, zonder meer en systematisch in detentie worden geplaatst. Bovendien kan eiser indien hij in het voorkomende geval problemen in dit kader ervaart zich beklagen bij de daartoe geëigende instanties, dan wel bij de hogere autoriteiten. Niet is gebleken dat die mogelijkheid voor eiser niet bestaat. De beroepsgrond slaagt niet.
Tussenconclusie
14. De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat de situatie zoals die momenteel in Polen is, een reëel risico oplevert dat eiser in Polen een reëel risico loopt op een onmenselijke of vernederende behandeling. Er is in de specifieke zaak van eiser ook geen sprake van (een combinatie van) individuele risicofactoren die maken dat er een reëel gevaar bestaat dat hij, in een eventuele Poolse gerechtelijke procedure, geen onafhankelijk rechterlijk oordeel zal krijgen. Ook overigens is niet aannemelijk gemaakt dat er ernstige, op feiten berustende gronden bestaan om aan te nemen dat eiser in Polen een reëel risico loopt op onmenselijke of vernederende behandelingen in de zin van artikel 4 van het EU Handvest. Verweerder mag er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel vanuit gaan dat Polen zijn verdragsverplichtingen nakomt, ook ten aanzien van eiser.
Artikel 17 van de Dublinverordening
15. Eiser voert aan dat verweerder niet voortvarend heeft gehandeld. Het heeft zes maanden geduurd voordat er een besluit lag. Gelet daarop dient verweerder de behandeling van de asielaanvraag aan zich te trekken.
8 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
9 Marta; Pędziwiatr, Konrad; Sobczak-Szelc Karolina et al., RESPOND: Reception Policies, Practices and Responses - Poland Country Report, maart 2020.
10 Legal Aid Centre, HNLAC lnformation Note, Situation of Dublin Returnees in Poland, juli 2016.
16. De rechtbank overweegt als volgt. Dat verweerder er precies zes maanden over heeft gedaan is geen reden voor toepassing van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening wegens onvoldoende voortvarend handelen zoals gesteld. Verweerder heeft de termijn in acht genomen bij het nemen van het bestreden besluit. De beroepsgrond slaagt niet.
17. Het beroep is ongegrond.
18. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
02 februari 2023
Documentcode: [Documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.