ECLI:NL:RBDHA:2023:2850
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring van een Marokkaanse vreemdeling en de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een Marokkaanse vreemdeling, eiser, die al bijna vijf maanden in bewaring verblijft. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, had op 11 oktober 2022 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. Tijdens de zitting op 3 maart 2023 zijn eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl verweerder zich wel liet vertegenwoordigen.
De rechtbank heeft de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring getoetst, waarbij zij zich baseerde op eerdere uitspraken en de voortgangsrapportage van verweerder. Eiser stelde dat er geen zicht op uitzetting was, omdat hij al geruime tijd in bewaring was en er geen voortgang was in de aanvraag van een laissez passer. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder voldoende inspanningen had verricht en dat eiser zelf ook niet meewerkte aan zijn uitzetting. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring rechtmatig was en dat er geen aanleiding was voor een belangenafweging, gezien de omstandigheden van de zaak.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, in aanwezigheid van Z.P. de Wilde, griffier, en werd openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.