ECLI:NL:RBDHA:2023:3069
Rechtbank Den Haag
- Bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep inzake niet tijdig beslissen op asielaanvraag en bestuurlijke dwangsom
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag wordt het beroep van eiser, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, beoordeeld. Eiser heeft beroep ingesteld omdat de staatssecretaris volgens hem niet tijdig heeft beslist op zijn asielaanvraag van 29 november 2021. De staatssecretaris heeft op 25 augustus 2022 de asielaanvraag ingewilligd, maar eiser handhaafde zijn beroep omdat er geen bestuurlijke dwangsom was toegekend. De rechtbank heeft het beroep op 22 februari 2023 behandeld, maar zowel eiser als de staatssecretaris zijn niet verschenen.
De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris een inhoudelijk besluit heeft genomen op de aanvraag van eiser, waardoor het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk is. Eiser heeft geen belang meer bij een beoordeling van dit beroep. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is geoordeeld dat de staatssecretaris geen bestuurlijke dwangsom verbeurt als hij niet tijdig beslist op een asielaanvraag. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris ten onrechte niet binnen de beslistermijn heeft beslist, maar dat hij geen bestuurlijke dwangsom aan eiser verschuldigd is.
De rechtbank verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, niet-ontvankelijk en het beroep tegen het besluit van 25 augustus 2022 ongegrond. Eiser krijgt wel een vergoeding voor zijn proceskosten van € 837,00, omdat de staatssecretaris niet op tijd heeft beslist. De uitspraak is gedaan door mr. A.W.C.M. van Emmerik, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.