ECLI:NL:RBDHA:2023:3137

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 maart 2023
Publicatiedatum
13 maart 2023
Zaaknummer
22/1706
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag studiefinanciering wegens niet-aangemerkt migrerend werknemerschap en stage niet als reële arbeid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een studente, en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Eiseres had een aanvraag voor studiefinanciering ingediend, die door de minister op 7 oktober 2021 werd afgewezen. De minister stelde dat eiseres niet als migrerend werknemer kon worden aangemerkt, wat een vereiste is voor het verkrijgen van studiefinanciering. Eiseres had van 15 mei 2021 tot en met 30 november 2021 een stage gelopen en betoogde dat deze stage als reële en daadwerkelijke arbeid moest worden beschouwd. Ze voerde aan dat de afwijzing van haar aanvraag in strijd was met het non-discriminatiebeginsel voor EU-burgers.

De rechtbank oordeelde dat de stage van eiseres, hoewel deze kenmerken vertoonde van een arbeidsovereenkomst, niet als zodanig kon worden aangemerkt. De werkzaamheden die zij verrichtte waren voornamelijk in het belang van haar opleiding en niet als arbeid in loondienst. De rechtbank benadrukte dat de beleidsregel van de minister van toepassing is op arbeidsovereenkomsten en dat de stage niet voldeed aan de voorwaarden voor migrerend werknemerschap. Eiseres had geen loon ontvangen en de stage was onderdeel van haar masteropleiding, waarvoor zij studiepunten ontving.

De rechtbank concludeerde dat eiseres niet in aanmerking kwam voor studiefinanciering en dat de afwijzing van haar aanvraag niet leidde tot ongeoorloofde discriminatie. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en de rechtbank wees de kosten voor de procedure af. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/1706

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 maart 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. G. Gabrelian)
en

de minister van Onderwijs, Cultuur en wetenschap, verweerder

(gemachtigde: mr. G.J.M. Naber).

Procesverloop

Bij besluit van 7 oktober 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag voor studiefinanciering van eiseres afgewezen.
Bij besluit van 31 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 3 februari 2023 middels een videoverbinding. Eiseres en haar gemachtigde waren aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat heeft verweerder besloten?
1. Verweerder heeft de aanvraag voor studiefinanciering van eiseres afgewezen, omdat eiseres niet aangemerkt kan worden als migrerend werknemer. [1]
Wat vindt eiseres in beroep?
2. Eiseres betwist dat zij niet als migrerend werknemer kan worden aangemerkt en stelt dat verweerder de beleidsregel niet juist heeft toegepast. Zij heeft van 15 mei 2021 tot en met 30 november 2021 een stage gelopen, die volgens haar moet worden aangemerkt als reële en daadwerkelijke arbeid. Voor zover eiseres niet aangemerkt kan worden als migrerend werknemer, moet zij alsnog in aanmerking komen voor het studentenreisproduct en een deel van de basisbeurs. De reden hiervoor is dat dit volgens eiseres steun is ten behoeve van de toegang tot het onderwijs, waarvoor discriminatie tussen EU-burgers niet geoorloofd is.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3. De rechtbank stelt vast dat eiseres haar gronden uiteen heeft gezet in een beroepschrift van 13 pagina’s met veel citaten uit arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Volgens vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter vloeit uit de artikelen 8:69 en 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht niet voort dat de rechtbank in haar uitspraak op alle aangevoerde argumenten afzonderlijk in moet te gaan. De rechtbank moet wel alle argumenten bezien, maar mag zich in de uitspraak beperken tot de kern van de door eiseres naar voren gebrachte gronden. [2]
Migrerend werknemer
4.1
De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog dat verweerder de beleidsregel verkeerd heeft toegepast. De beleidsregel is van toepassing op arbeidsovereenkomsten. De stage die eiseres heeft gelopen vertoont weliswaar kenmerken van een arbeidsovereenkomst, namelijk dat er werkzaamheden worden verricht en er een vergoeding wordt betaald, maar kan desondanks niet als arbeidsovereenkomst aangemerkt worden, omdat de werkzaamheden die eiseres heeft verricht - hoe nuttig ook - in overwegende mate in het belang zijn van de opleiding die zij volgt. De rechtbank kent in dit kader doorslaggevend gewicht toe aan het feit dat eiseres de stage heeft gelopen in het kader van haar masteropleiding, dat zij daar ook studiepunten voor heeft gekregen en dat zij geen loon heeft ontvangen of gevorderd. Het feit dat eiseres in totaal 1302 uur heeft gewerkt, dat zij hiervoor een totale vergoeding van €5.620,29 heeft ontvangen en dat zij blijkens een verklaring van haar stagebedrijf van 20 april 2022 tijdens haar stage specifieke verantwoordelijkheden op zich heeft genomen en volwaardig deel uitmaakte van het team, zoals door eiseres is gesteld, zijn kenmerkend voor zowel een arbeidsovereenkomst als een stageovereenkomst. Aan deze feiten en omstandigheden kan de rechtbank daarom naar hun aard geen doorslaggevend gewicht toekennen. De rechtbank concludeert dat eiseres niet op grond van de beleidsregel als migrerend werknemer kan worden aangemerkt.
4.2
Verdere feiten en omstandigheden die niet in de beleidsregel zijn verdisconteerd en die met zich brengen dat de werkzaamheden van eiseres - ondanks hetgeen hiervoor is overwogen - aangemerkt moeten worden als reële en daadwerkelijke arbeid omdat deze zouden zijn verricht onder de voorwaarden die voor dergelijke arbeid in loondienst gelden, [3] zijn gesteld noch gebleken. Het betoog van eiseres slaagt niet.
Toegang tot onderwijs
5. De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog dat zij alsnog in aanmerking moet komen voor het studentenreisproduct en de basisbeurs. Uitsluitend het collegegeldkrediet dient om de toegang tot het onderwijs te waarborgen. [4] Dat eiseres niet in aanmerking komt voor het studentenreisproduct en de basisbeurs, brengt dus geen ongeoorloofde discriminatie tussen EU-burgers met zich.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond. Verweerder hoeft de kosten die eiseres heeft gemaakt voor deze procedure niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F. Janmaat, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 maart 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder b van de Wet studiefinanciering 2000 en de Beleidsregel controlebeleid migrerend werknemerschap van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 13 december 2012, nr. HO&S/463528 (de beleidsregel).
2.Zie onder andere de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 20 juli 2022 rechtsoverweging 7.1 (ECLI:NL:RVS:2022:2053).
3.Zie het arrest van het Europees Hof van Justitie van 26 februari 1992, ECLI:EU:C:1992:89 (Bernini) waarin het Hof heeft geoordeeld dat ook een persoon die een stage vervult als een werknemer kan worden beschouwd, mits die stage wordt vervuld onder de voorwaarden die voor reële en daadwerkelijke arbeid in loondienst gelden.
4.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 4 december 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:3700).