ECLI:NL:RBDHA:2023:3141

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 maart 2023
Publicatiedatum
13 maart 2023
Zaaknummer
22/1677
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag studiefinanciering en kwalificatie als migrerend werknemer

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een studente, en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Eiseres had een aanvraag voor studiefinanciering ingediend, die door de minister was afgewezen op 9 augustus 2021. De minister stelde dat eiseres niet als migrerend werknemer kon worden aangemerkt, wat een voorwaarde is voor het verkrijgen van studiefinanciering. Eiseres betwistte deze afwijzing en voerde aan dat haar werkzaamheden als student-assistent en haar stage wel degelijk als reële en daadwerkelijke arbeid moesten worden beschouwd.

Tijdens de zitting op 3 februari 2023, die via videoverbinding plaatsvond, heeft de rechtbank de argumenten van beide partijen gehoord. De rechtbank oordeelde dat de minister de aanvraag ten onrechte had afgewezen, omdat eiseres gedurende een bepaalde periode als student-assistent had gewerkt, wat haar recht gaf op studiefinanciering voor die maanden. De rechtbank volgde echter niet het betoog van eiseres dat haar stage ook als migrerend werknemerschap moest worden aangemerkt, omdat deze werkzaamheden voornamelijk in het belang van haar opleiding waren en niet voldeden aan de voorwaarden voor een arbeidsovereenkomst.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond en vernietigde het bestreden besluit voor zover het de studiefinanciering over de maanden september tot en met december 2021 betrof. De minister werd opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift van eiseres, en moest ook de proceskosten van eiseres vergoeden, die op €1.674,- werden vastgesteld. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd naar de betrokken partijen verzonden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/1677

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 maart 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. G. Gabrelian),
en

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder

(gemachtigde: P. Slagter).

Procesverloop

Bij besluit van 9 augustus 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag voor studiefinanciering van eiseres afgewezen.
Bij besluit van 28 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De zitting was op 3 februari 2023 middels een videoverbinding. Eiseres en haar gemachtigde waren aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat heeft verweerder besloten?
1. Verweerder heeft de aanvraag voor studiefinanciering van eiseres afgewezen, omdat eiseres niet aangemerkt kan worden als migrerend werknemer. [1]
Wat vindt eiseres in beroep?
2. Eiseres betwist dat zij niet als migrerend werknemer kan worden aangemerkt. Verweerder heeft de beleidsregel verkeerd toegepast. Eiseres heeft van 1 februari 2021 tot en met 31 december 2021 een stage gelopen, die aangemerkt moet worden als reële en daadwerkelijke arbeid. Daarnaast is zij vanaf medio augustus 2021 t/m december 2021 werkzaam geweest als student-assistent aan haar universiteit. Voor zover eiseres niet aangemerkt kan worden als migrerend werknemer, moet zij alsnog in aanmerking komen voor het studentenreisproduct en een deel van de basisbeurs. De reden hiervoor is dat dit volgens eiseres steun is ten behoeve van de toegang tot het onderwijs, waarvoor discriminatie tussen EU-burgers niet geoorloofd is.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3. De rechtbank stelt vast dat eiseres haar gronden in het beroepschrift zeer uitvoerig uiteen heeft gezet. Uit de rechtspraak van de hoogste bestuursrechter volgt dat de rechtbank in haar uitspraak niet op alle aangevoerde argumenten afzonderlijk in hoeft te gaan. De rechtbank moet wel alle argumenten bezien, maar mag zich in de uitspraak beperken tot de kern van de door eiseres naar voren gebrachte gronden. [2]
Migrerend werknemer
4. De rechtbank stelt verder vast dat verweerder ter zitting heeft onderkend dat eiseres vanwege de werkzaamheden die zij van september 2021 t/m december 2021 als student-assistent heeft verricht, op basis van de beleidsregel aangemerkt kan worden als migrerend werknemer. De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog dat dit ook voor de maand augustus 2021 moet gelden, nu eiseres in deze maand 13 uur heeft gewerkt en minder dan 50% van de bijstandsnorm heeft verdiend. [3] Het beroep is gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd voor zover daarbij aan eiseres geen studiefinanciering is toegekend over de maanden september 2021 tot en met december 2021.
5. Tussen partijen is verder in geschil of eiseres ook uit hoofde van de stage die zij vanaf 1 februari 2021 heeft gelopen als migrerend werknemer moet worden aangemerkt en dus met ingang van deze datum recht heeft op studiefinanciering. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
5.1
De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog dat verweerder de beleidsregel verkeerd heeft toegepast. Deze beleidsregel is van toepassing op arbeidsovereenkomsten. De stage die eiseres heeft gelopen vertoont weliswaar kenmerken van een arbeidsovereenkomst, namelijk dat er werkzaamheden worden verricht en er een vergoeding wordt betaald, maar kan desondanks niet als arbeidsovereenkomst aangemerkt worden, omdat de werkzaamheden die eiseres heeft verricht - hoe nuttig ook - in overwegende mate in het belang zijn van de opleiding die zij volgt. De rechtbank kent in dit kader doorslaggevend gewicht toe aan het feit dat de stageovereenkomst de strekking heeft dat eiseres haar juridische en communicatieve vaardigheden kan ontwikkelen en eiseres geen loon heeft ontvangen of gevorderd. Het feit dat eiseres 24 uur per week (februari 2021 t/m juni 2021) successievelijk 40 uur per week (juli 2021 t/m oktober 2021) en 24 uur per week (november 2021 en december 2021) werkzaamheden heeft verricht, dat zij dat onder toezicht heeft gedaan en dat zij een vergoeding heeft ontvangen, zoals door eiseres is gesteld, zijn kenmerkend voor zowel een arbeidsovereenkomst als een stageovereenkomst. Aan deze feiten en omstandigheden kan de rechtbank daarom naar hun aard geen doorslaggevend gewicht toekennen. De rechtbank concludeert dat eiseres niet op grond van de beleidsregel als migrerend werknemer kan worden aangemerkt.
5.2
Verdere feiten en omstandigheden die niet in de beleidsregel zijn verdisconteerd en die met zich brengen dat de werkzaamheden van eiseres - ondanks hetgeen hiervoor is overwogen - aangemerkt moeten worden als reële en daadwerkelijke arbeid omdat deze zouden zijn verricht onder de voorwaarden die voor dergelijke arbeid in loondienst gelden, zijn gesteld noch gebleken. [4] Het betoog van eiseres slaagt niet.
Toegang tot onderwijs
6. De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog dat zij alsnog in aanmerking moet komen voor het studentenreisproduct en de basisbeurs. Uitsluitend het collegegeldkrediet dient om de toegang tot het onderwijs te waarborgen. [5] Dat eiseres niet in aanmerking komt voor het studentenreisproduct en de basisbeurs, brengt dus geen ongeoorloofde discriminatie tussen EU-burgers met zich.
Conclusie
7. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd. Verweerder zal een nieuwe beslissing op het bezwaarschrift van eiseres moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. Daarnaast moest verweerder de proceskosten van eiseres vergoeden. Deze worden begroot op €1.674,- (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor de zitting, met een waarde per punt van €837,- en een wegingsfactor 1). Tot slot moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van €50,- vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij aan eiseres geen studiefinanciering is toegekend over de maanden september 2021 tot en met december 2021;
  • draagt verweerder op binnen 6 weken een nieuw besluit op het bezwaarschrift van eiseres te nemen;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van €1.674,-;
  • draagt verweerder op het door eiseres betaalde griffierecht van €50,- aan haar te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F. Janmaat, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 maart 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder b van de Wet studiefinanciering 2000 en de Beleidsregel controlebeleid migrerend werknemerschap van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 13 december 2012, nr. HO&S/463528 (de beleidsregel).
2.Zie onder andere de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 20 juli 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:2053).
3.Zie de beleidsregel en de daarin opgenomen verwijzing naar de Vreemdelingencirculaire.
4.Zie het arrest van het Europees Hof van Justitie van 26 februari 1992, ECLI:EU:C:1992:89 (Bernini) waarin het Hof heeft geoordeeld dat ook een persoon die een stage vervult als een werknemer kan worden beschouwd, mits die stage wordt vervuld onder de voorwaarden die voor reële en daadwerkelijke arbeid in loondienst gelden.
5.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 4 december 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:3700).