In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 maart 2023 uitspraak gedaan in de zaak tussen Compaxo Vlees Zevenaar B.V. en de Staat der Nederlanden. Compaxo vorderde een verklaring voor recht dat de toepassing van de Aanwijzing van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit onrechtmatig was, en vroeg de rechtbank de Staat te bevelen een audit uit te voeren op haar bedrijf met het oog op de verhoging van de bandsnelheid van 650 naar 675 varkens per uur. De rechtbank oordeelde dat Compaxo niet-ontvankelijk was in haar vorderingen, omdat er een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang bij de bestuursrechter openstond. De rechtbank stelde vast dat de minister bevoegd was om te beslissen op aanvragen tot verhoging van de bandsnelheid en dat Compaxo in dit geval gebruik moest maken van de bestuursrechtelijke procedures. De rechtbank concludeerde dat de civiele rechter geen taak had in deze zaak, omdat de rechtsgang bij de bestuursrechter voldoende rechtsbescherming bood. Compaxo werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de Staat tot op heden zijn begroot op € 1.863, te vermeerderen met wettelijke rente.