ECLI:NL:RBDHA:2023:3387

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 maart 2023
Publicatiedatum
16 maart 2023
Zaaknummer
SGR 22/1105
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de Ziektewetuitkering na de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling

Op 16 maart 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, een voormalig vrachtwagenchauffeur, en het UWV. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van zijn Ziektewetuitkering, die op 2 november 2021 was stopgezet omdat hij meer dan 65% van zijn eerdere loon kon verdienen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, na beoordeling van de medische en arbeidskundige rapporten die door het UWV waren ingediend. Eiser stelde dat hij meer beperkingen had dan het UWV had aangenomen, maar de rechtbank oordeelde dat het UWV zorgvuldig had gehandeld en dat de medische belastbaarheid van eiser op overtuigende wijze was vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat er geen objectieve onderbouwing was voor verdergaande beperkingen en dat het UWV terecht had geoordeeld dat eiser in staat was om arbeid te verrichten. De rechtbank verwierp ook de argumenten van eiser over de onafhankelijkheid van de verzekeringsarts en de relevantie van eerdere uitspraken van de Centrale Raad van Beroep. De uitspraak bevestigde dat het UWV de ZW-uitkering van eiser terecht had beëindigd, en het beroep werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/1105

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. B.M. de Wolff).

Inleiding

Het UWV heeft de uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) van eiser beëindigd, omdat eiser meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 26 januari 2022.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Eiser en het UWV hebben nadere stukken ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 2 maart 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van het UWV.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiser is voor het laatst werkzaam geweest als vrachtwagenchauffeur voor gemiddeld 46,31 uur per week. Daarna ontving hij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Op 4 augustus 2020 heeft eiser zich ziekgemeld. Het UWV heeft eiser een uitkering op grond van de Ziektewet toegekend
.Eiser is vanwege een medisch onderzoek in verband met de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWb) opgeroepen voor een spreekuur.
2. Na medisch en arbeidsdeskundig onderzoek heeft het UWV besloten dat de ZW-uitkering van eiser stopt op 2 november 2021, omdat hij per 3 augustus 2021 meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd.
3. Eiser heeft bezwaar gemaakt. Na een nieuw medisch en arbeidsdeskundig onderzoek heeft het UWV met het bestreden besluit het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Wat vindt het UWV

4. Het UWV vindt dat eiser meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd en heeft daarom besloten om de ZW-uitkering met ingang van 2 november 2021 te beëindigen.
5. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 30 december 2021
.De medische belastbaarheid van eiser is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 16 augustus 2021
.
6. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 24 januari 2022
.

Wat vindt eiser

7. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij stelt dat hij meer beperkingen heeft dan het UWV heeft aangenomen. Eiser heeft last van gegeneraliseerde angstklachten, dwangmatige klachten en moeheid. Zijn dagverhaal is wellicht ‘normaal’, maar hij doet heel weinig en voelt zich moe. Hij vindt dat hij ook beperkt zou moeten worden voor concentreren, verdelen van aandacht, doelmatig en zelfstandig handelen, eigen gevoelens uiten en omgaan met conflicten. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser een brief van zijn behandelende psychiater, dr. D.J. Vinkers, ingediend. Ook heeft hij ter onderbouwing van zijn standpunt gewezen op de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 6 december 2013 en 10 maart 2017. [1] Ter zitting heeft eiser aangevuld dat hij ten aanzien van de bezwaar- en beroepsprocedure het gevoel heeft dat de verzekeringsarts B&B een slager is die zijn eigen vlees keurt. Eiser denkt niet dat de verzekeringsarts B&B het oordeel van de verzekeringsarts in twijfel zal trekken. De rechtbank begrijpt hieruit dat eiser de onafhankelijkheid van de verzekeringsarts B&B ter discussie stelt.

Wat vindt de rechtbank

8. De vraag is of het UWV de ZW-uitkering van eiser terecht per 2 november 2021 heeft beëindigd, omdat eiser meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht.
9. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser meer kan verdienen dan 65% van het loon dat hij verdiende voor hij ziek werd en dat hij daarom per 2 november 2021 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Onafhankelijkheid van de verzekeringsarts B&B
10. Voor zover eiser stelt dat aan de onafhankelijkheid van de verzekeringsarts B&B moet worden getwijfeld, volgt de rechtbank hem hierin niet. Er moet worden uitgegaan van de onafhankelijkheid van de verzekeringsarts van het UWV, tenzij er objectieve aanknopingspunten zijn om te twijfelen aan deze onafhankelijkheid. Het enkele feit dat zowel de verzekeringsarts als de verzekeringsarts B&B bij het UWV in dienst zijn, waarmee eiser kennelijk betoogt dat de slager zijn eigen vlees keurt, is daartoe onvoldoende. De rechtbank vindt dat in deze zaak ook verder geen omstandigheden zijn aan te geven die doen twijfelen aan de onafhankelijkheid van de verzekeringsarts B&B. De rechtbank gaat daarom uit van zijn onafhankelijkheid.
Medische grondslag van het bestreden besluit
11. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser in het rapport van 30 december 2021 op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts B&B in het nadere rapport van 13 april 2022 voldoende heeft gemotiveerd dat de brief van de behandelde psychiater die eiser in beroep heeft ingestuurd geen aanleiding geeft om de FML aan te passen. Deze brief geeft volgens de verzekeringsarts B&B geen wezenlijk nieuwe informatie. De verzekeringsarts B&B heeft toegelicht dat de beschreven klachten die eiser ervaart en de genoemde diagnoses van gegeneraliseerde angststoornis, dwangmatigheid en moeheid bekend zijn en dat hij die heeft meegewogen in zijn beoordeling. Nieuw is volgens hem de informatie dat eiser in een verrichte test heeft gescoord tot het afkappunt voor een autisme spectrum stoornis (ASS). Volgens de verzekeringsarts B&B volgt uit de brief van de psychiater echter niet dat die diagnose ook is gesteld. De rechtbank kan deze toelichtingen volgen. Ter zitting is gebleken dat de diagnose ASS een paar weken geleden alsnog gesteld is. De rechtbank oordeelt dat dat eiser in deze procedure niet kan baten. Het betreft nieuwe informatie die niet ziet op de datum waar het in deze procedure over gaat, namelijk 2 november 2021. Ook het beroep van eiser op de uitspraken van de Raad van 6 december 2013 en 10 maart 2017, slaagt niet. Anders dan eiser stelt, volgt uit deze uitspraken niet dat zijn gegeneraliseerde angstklachten, dwangmatige klachten en moeheid met meer beperkingen samengaan dan in de FML van 16 augustus 2021 zijn aangenomen.
12. In de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiser zijn klachten zelf ervaart. In de systematiek van de ZW-beoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiser ervaren impact van zijn klachten op het dagelijks leven, merkt de rechtbank op dat er geen medisch objectieve onderbouwing is voor verdergaande beperkingen op 2 november 2021.
13. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser op 2 november 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die in de FML van 16 augustus 2021 zijn vastgesteld.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
14. Uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij eiser zijn vastgesteld, ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
15. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiser met de middelste van de drie voor de schatting gebruikte functies 67,02% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd.

Conclusie en gevolgen

16. Het UWV heeft terecht besloten om per 2 november 2021 de ZW-uitkering van eiser te beëindigen, omdat hij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd.
17. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, wordt het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 16 maart 2023 door mr. S.E.C. Debets, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten