8.4Verder stelt verweerder dat eiseres tegenstrijdig heeft verklaard over of zij nu wel of geen geld kreeg van haar oom. Dat eiseres geld zou hebben gekregen van haar oom volgt niet uit p. 10 van het EG, zoals verweerder in het bestreden besluit heeft gesteld. Eiseres heeft daar alleen verklaard: ‘
Voordat [U] begon om mij te helpen en voordat ik [U] had ontmoet, kreeg ik eten van mijn oom. Er zijn momenten dat ik wel eten kreeg maar soms deed ik ook de hele dag zonder eten.’ Van een tegenstrijdigheid op dit punt is dan ook niet gebleken. Bovendien is niet duidelijk wat voor invloed dit heeft op de vraag of eiseres financieel zorgdroeg voor de kinderen.
9. Verweerder vindt het kennelijk ook niet aannemelijk dat eiseres de verzorger van de kinderen was, omdat eiseres geen documenten met betrekking tot de voogdij heeft overgelegd. Eiseres heeft gesteld dat zij hier de middelen noch de mogelijkheid voor had. De rechtbank overweegt dat verweerder zelf heeft gesteld dat het gezien de cultuur en traditie in Guinee gebruikelijk is (en dit ook uit landeninformatie blijkt) dat kinderen na het overlijden van de ouders in de meeste gevallen worden opgevangen door leden van de samengestelde familie, zonder officiële documenten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom in dit geval wel dergelijke documenten worden verwacht en waarom het ontbreken daarvan aan eiseres wordt tegengeworpen.
10. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiseres in het NG, AG en de brief van 2 juli 2020 en in haar brief van 22 augustus 2019 niet overeen komen ten aanzien van de wijze waarop zij de kinderen heeft achtergelaten en voor het laatst heeft gezien. Eiseres heeft in beroep gesteld dat zij de zorg van de kinderen aan haar vriendin heeft overgedragen, omdat de kinderen niet bij haar oom konden verblijven.
De rechtbank overweegt als volgt. In de gehoren en de brief van 2 juli 2020 heeft eiseres verklaard dat zij de kinderen voor het laatst heeft gezien toen zij werd weggevoerd naar de gevangenis en dat zij meteen na haar vrijlating uit Guinee is gevlucht. In de brief van 22 augustus 2019 staat dat eiseres de kinderen voor haar vertrek uit Guinee heeft meegegeven aan een vriendin, wat volgens verweerder zou betekenen dat eiseres na haar vrijlating uit de gevangenis de kinderen nog zou moeten hebben gezien. De rechtbank kan verweerder volgen in het standpunt dat de verklaringen van eiseres niet met elkaar overeenkomen, maar volgt de consequentie die verweerder daaraan verbindt niet. De rechtbank betrekt hierbij dat de brief van 22 augustus 2019 is opgesteld door een medewerker van Vluchtelingenwerk en dat eiseres zowel tijdens de zitting, de hoorzitting als ook in de gehoren (p. 9 EG en p. 12 AG)) zèlf heeft verklaard dat zij tegen de kinderen heeft gezegd dat zij naar haar vriendin [F] moesten gaan toen zijn naar de gevangenis werd weggevoerd en dat deze vriendin voor de kinderen heeft gezorgd na haar vertrek. Verweerder had moeten motiveren waarom hij aan de eigen verklaringen van eiseres minder waarde hecht dan aan de brief van Vluchtelingenwerk.
11. Op grond van het voorgaande heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom niet aannemelijk is dat eiseres in een pleegrelatie stond tot de kinderen op de peildatum. Verweerder heeft daarbij onvoldoende rekening gehouden met de verklaringen van eiseres en met de feiten en omstandigheden van haar specifieke geval.
Verbreking van de gezinsband
12. De verklaringen van eiseres over de periode na de peildatum zien hooguit op de verbreking van de gezinsband, maar verweerder heeft dat niet in dat verband beoordeeld, althans dat blijkt niet uit de besluitvorming.
Voor zover dit in het vervolg van de procedure relevant is, kan de rechtbank zich wel voorstellen dat eiseres nader toelicht en zo mogelijk onderbouwd wanneer en hoe het contact tussen haar en de kinderen weer tot stand is gekomen en waar de kinderen sindsdien hebben verbleven en onder welke omstandigheden.