ECLI:NL:RBDHA:2023:3575
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Dublin-overdracht naar Italië en de zorgrelatie van de eiser met zijn minderjarige zwager
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 maart 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft besloten om de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. Dit besluit is genomen op grond van de Dublinverordening, waarbij Italië als verantwoordelijk land is aangewezen voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, die afkomstig is uit Syrië. Eiser heeft op 5 juli 2022 asiel aangevraagd in Nederland, maar blijkt op 22 juni 2022 via Italië illegaal het grondgebied van de EU te zijn binnengekomen.
Eiser heeft tegen het besluit van de staatssecretaris beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat de overdracht naar Italië een onevenredige hardheid met zich meebrengt, omdat hij de zorg voor zijn minderjarige zwager draagt. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet voldoende heeft aangetoond dat er een zorgrelatie bestaat tussen hem en zijn zwager, die sinds 2016 bij hem woont. De staatssecretaris heeft het beroep op artikel 17 van de Dublinverordening afgewezen, omdat de omstandigheden van eiser niet als uitzonderlijk worden beschouwd.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat er geen bijzondere individuele omstandigheden zijn die een afwijking van de overdracht aan Italië rechtvaardigen. Eiser heeft niet aangetoond dat zijn zwager afhankelijk van hem is voor zorg, en de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet verplicht is om de asielaanvraag van eiser zelf te behandelen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan binnen een week na bekendmaking van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.