Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiser,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
tbs-maatregel en uit het voortduren hiervan blijkt dat sprake is van een actueel gevaar voor de openbare orde. Verweerder heeft in dit verband terecht gewezen op de uitspraak van de ABRvS, van 28 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:237. [4]
fair balancete worden gevonden tussen enerzijds de belangen van het betrokken individu en anderzijds het algemeen belang van de betrokken lidstaat. [7] Daartoe heeft het EHRM een aantal zogenoemde
guiding principlesgedefinieerd (de Boultif-criteria). In aanvulling daarop heeft het EHRM in een later arrest nog twee criteria genoemd (de Üner-criteria). [8]
guiding principlesbetrokken. Hoewel in het bestreden besluit onder de aard en ernst van het misdrijf niet expliciet is opgenomen dat eiser verminderd toerekeningsvatbaar is geacht, heeft verweerder in het bestreden besluit het persoonlijke gedrag van eiser gewogen en daarbij betrokken dat eiser verminderd toerekeningsvatbaar is geacht. In het verweerschrift en ter zitting heeft verweerder dit verder geëxpliciteerd en toegelicht, te weten dat de psychische stoornis van eiser niet afdoet aan de ernst van de door eiser gepleegde misdrijven, omdat eiser niet volledig ontoerekeningsvatbaar is geacht. Het uitgangspunt is volgens verweerder dat eiser wel in bepaalde mate is aan te rekenen dat hij de strafbare feiten heeft gepleegd, ondanks zijn drugsgebruik en zijn stoornis. Verweerder heeft in dit verband terecht betrokken dat eiser door de strafrechter is veroordeeld tot zowel een gevangenisstraf, als tbs-behandeling. De rechtbank volgt eiser daarom niet in het betoog dat de belangenafweging onvoldoende kenbaar is gemotiveerd, of in de verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank van 17 augustus 2022. Evenmin volgt de rechtbank eiser in de lezing van het arrest Savran, voor zover hij stelt dat het EHRM daarin heeft geoordeeld dat minder gewicht aan de aard en ernst van het strafbare feit kan worden toegekend als is vastgesteld dat het feit niet aan de betrokkene kan worden toegerekend. Daartoe overweegt de rechtbank allereerst dat dit arrest ziet op de situatie waarbij het strafbare feit geheel niet aan de betrokkene kan worden toegerekend. Bovendien heeft het EHRM onder punt 194 en 195 van het arrest overwogen (onderstreping door de rechtbank):
may have the effect of limiting the weightthat can be attached to the first Maslov criterion in the overall balancing of interests required under Article 8 § 2 of the Convention.
in the present case it is not called upon to make general findings in this regard, but only to determine whether the manner in which the national courts assessed the “nature and seriousness” of the applicant’s offence in the 2015 proceedings
adequately took into accountthe fact that he was, according to the national authorities, suffering from a serious mental illness, namely paranoid schizophrenia, at the moment when he perpetrated the act in question.